34

 

 

 

 

 

 

Amren trof verder geen Hybernische sluipmoordenaars of spionnen aan tijdens haar lange nachtelijke speurtocht door Velaris. Hoe ze hen zocht, hoe ze vriend van vijand onderscheidde… Sommige mensen, vertelde Mor me de volgende ochtend, nadat we allemaal een slapeloze nacht hadden gehad, smeerden bloed van lammeren op hun drempels. Als een soort offer aan haar, een afbetaling om weg te blijven. Anderen zetten kopjes met bloed op de stoep.

Alsof iedereen in de stad wist dat de onderbevelhebber van de Edelheer, dat tengere vrouwtje, het monster was dat hen verdedigde tegen de andere verschrikkingen in de wereld.

Rhys was het grootste deel van de afgelopen dag en nacht bezig geweest de priesteressen ervan te overtuigen dat ze veilig waren, en had met hen de nieuwe afweerspreuken doorgenomen. De priesteres die de Raven binnen had gelaten… Om de een of andere reden hadden ze haar in leven gelaten. Ze liet Rhys toe in haar geest zodat hij kon kijken wat er was gebeurd: zodra de koning de afweer met die vergankelijke spreuk had doorbroken, waren zijn Raven opgedoken als twee oude geleerden en had de priesteres de deur voor hen geopend. Ze waren met geweld haar geest binnen gedrongen zodat ze hen binnenliet zonder hen eerst na te trekken. Alleen die schending al… Rhys had gisteren uren doorgebracht met de priesteressen, evenals Mor.

Ze hadden gepraat, geluisterd naar degenen die nog konden spreken, en de handen vastgehouden van degenen die dat niet konden.

En toen ze uiteindelijk waren vertrokken, heerste er vrede tussen mijn metgezel en zijn nicht. Er was op de een of andere manier een scherp randje weggenomen.

We hadden niet veel tijd. Dat wist ik. Ik voelde het met elke ademhaling. Hybern kwam er niet aan, Hybern wás er al.

Onze vergadering met de Edelheren zou over een week plaatsvinden, en nog steeds weigerde Nesta om met ons mee te gaan.

Maar dat was prima. We zouden het wel redden. Ik zou het redden.

We hadden geen andere keuze.

En daarom stond ik de volgende ochtend in de hal en keek toe terwijl Lucien zijn zware rugzak op zijn schouders hees. Hij droeg een Illyrische broek en een dikkere jas, met daaronder lagen kleding voor de verschillende klimaten. Hij had zijn rode haar gevlochten; het lag als een slang op zijn rug, net boven het Illyrische zwaard dat daar was vastgebonden.

Cassian had hem gistermiddag toestemming gegeven zijn persoonlijke wapenvoorraad te plunderen, maar mijn vriend was heel spaarzaam te werk gegaan in zijn keuze. Het zwaard, nog een kort zwaard, plus een assortiment dolken. Aan zijn rugzak was een pijlkoker vastgebonden en een ontspannen boog.

‘Weet je precies waar Rhys je naartoe moet brengen?’ vroeg ik.

Lucien knikte en keek naar mijn metgezel, die bij de voordeur stond te wachten. Hij zou Lucien naar de rand van het menselijke continent brengen, naar de plek die Lucien had aangewezen als de beste landingsplaats. Niet verder, had Azriel aangedrongen. Zijn informatie wees erop dat het te goed in de gaten werd gehouden, te gevaarlijk was. Zelfs voor iemand van ons. Zelfs voor de machtigste Edelheer in de geschiedenis.

Ik deed een stap naar voren en gaf Lucien niet de tijd om achteruit te deinzen toen ik hem stevig omhelsde. ‘Dank je,’ zei ik. Ik probeerde niet te denken aan alle wapens die hij bij zich had, of hij ze zou moeten gebruiken.

‘Het werd tijd,’ zei Lucien zacht terwijl hij me tegen zich aan drukte, ‘dat ik iets ging doen.’

Ik liet hem los en bekeek zijn gezicht met de littekens. ‘Dank je,’ zei ik weer. Dat was alles wat ik kon bedenken.

Rhys stak een hand uit naar Lucien.

Lucien keek ernaar, en toen naar het gezicht van mijn metgezel. Ik kon alle hatelijke woorden die ze hadden gewisseld bijna zien. Ze hingen tussen hen in, tussen die uitgestoken hand en de hand van Lucien.

Maar Lucien pakte Rhys’ hand. Een stilzwijgend aanbod, niet alleen om hem te vervoeren.

Voordat de donkere windvlaag hen wegvaagde keek Lucien achterom.

Niet naar mij, realiseerde ik me, maar naar iemand achter me.

Bleek en mager stond Elain boven aan de trap.

Hun blikken ontmoetten elkaar.

Maar Elain zei niets. Ze zette nog geen stap naar beneden.

Lucien boog zijn hoofd naar haar. De beweging verborg de glans in zijn ogen, het verlangen en het verdriet.

En toen hij naar Rhys gebaarde dat hij kon gaan, keek hij niet meer naar Elain.

Hij zag het kleine stapje niet dat ze in de richting van de trap zette, alsof ze iets tegen hem wilde zeggen. Hem wilde tegenhouden.

Ineens was Rhys verdwenen, samen met Lucien.

Toen ik me omdraaide om Elain uit te nodigen voor het ontbijt, was ze al weggelopen.

 

Ik wachtte in de hal tot Rhys terugkwam.

In de eetkamer was Nesta stil aan het oefenen met het bouwen van die onzichtbare muren in haar geest. We hadden Amren niet meer gezien na haar kloppartij van afgelopen nacht. Toen ik aan Nesta vroeg of ze vooruitgang boekte, had ze alleen maar gezegd: ‘Amren denkt dat ik het bijna op iets concreets kan gaan uitproberen.’

En dat was dat. Ik liet haar met rust en vroeg niet of Amren ook bijna de juiste toverspreuk in het Boek had gevonden om de muur te repareren.

In stilte telde ik de minuten, een voor een.

Eindelijk wervelde er een bekende windvlaag door de hal en ik liet een gespannen zucht ontsnappen toen Rhys midden in de gang op het tapijt verscheen. Niets wees erop dat hij problemen had gehad, geen teken van verwondingen of gevaar, maar ik sloeg mijn armen om zijn middel. Ik moest hem voelen, hem ruiken. ‘Is alles goed gegaan?’

Rhys drukte een kus boven op mijn hoofd. ‘Zo goed als we konden verwachten. Hij is nu op het continent, en reist in de richting van het oosten.’

Hij zag dat Nesta aan de eettafel zat te studeren. ‘Hoe gaat het met onze nieuwe helderziende?’

Ik maakte me van hem los om uit te leggen dat ik Elain aan haar eigen gedachten had overgelaten, maar Nesta zei: ‘Noem haar niet zo.’

Rhys keek me sceptisch aan. Nesta bladerde gewoon verder in haar boek, en haar gezicht werd uitdrukkingsloos terwijl ze de oefeningen uitvoerde die Amren haar had opgegeven. Ik porde hem in zijn ribben. Zit haar niet te pesten.

Zijn mondhoek ging omhoog en op zijn gezicht kwam een uitdrukking van boosaardig genoegen. Mag ik jou dan pesten?

Ik perste mijn lippen op elkaar om mijn lach in te houden.

Toen vloog de voordeur open en stormde Amren naar binnen.

Rhys’ blik schoot direct naar haar toe. ‘Wat.’

Verdwenen was de gehaaide, geamuseerde uitdrukking, de ontspannen houding.

Amrens bleke gezicht stond kalm, maar haar ogen… Die kolkten van woede.

‘Hybern heeft het Zomerhof aangevallen. Adriata wordt op dit moment belegerd.’

Hof van vleugels en verwoesting
CoverPage.xhtml
section-0001.xhtml
section-0002.xhtml
section-0003.xhtml
section-0004.xhtml
section-0005.xhtml
section-0006.xhtml
section-0007.xhtml
section-0008.xhtml
section-0009.xhtml
section-0010.xhtml
section-0011.xhtml
section-0012.xhtml
section-0013.xhtml
section-0014.xhtml
section-0015.xhtml
section-0016.xhtml
section-0017.xhtml
section-0018.xhtml
section-0019.xhtml
section-0020.xhtml
section-0021.xhtml
section-0022.xhtml
section-0023.xhtml
section-0024.xhtml
section-0025.xhtml
section-0026.xhtml
section-0027.xhtml
section-0028.xhtml
section-0029.xhtml
section-0030.xhtml
section-0031.xhtml
section-0032.xhtml
section-0033.xhtml
section-0034.xhtml
section-0035.xhtml
section-0036.xhtml
section-0037.xhtml
section-0038.xhtml
section-0039.xhtml
section-0040.xhtml
section-0041.xhtml
section-0042.xhtml
section-0043.xhtml
section-0044.xhtml
section-0045.xhtml
section-0046.xhtml
section-0047.xhtml
section-0048.xhtml
section-0049.xhtml
section-0050.xhtml
section-0051.xhtml
section-0052.xhtml
section-0053.xhtml
section-0054.xhtml
section-0055.xhtml
section-0056.xhtml
section-0057.xhtml
section-0058.xhtml
section-0059.xhtml
section-0060.xhtml
section-0061.xhtml
section-0062.xhtml
section-0063.xhtml
section-0064.xhtml
section-0065.xhtml
section-0066.xhtml
section-0067.xhtml
section-0068.xhtml
section-0069.xhtml
section-0070.xhtml
section-0071.xhtml
section-0072.xhtml
section-0073.xhtml
section-0074.xhtml
section-0075.xhtml
section-0076.xhtml
section-0077.xhtml
section-0078.xhtml
section-0079.xhtml
section-0080.xhtml
section-0081.xhtml
section-0082.xhtml
section-0083.xhtml
section-0084.xhtml
section-0085.xhtml
section-0086.xhtml
section-0087.xhtml
section-0088.xhtml
section-0089.xhtml
section-0090.xhtml
section-0091.xhtml
section-0092.xhtml