72

 

 

 

 

 

 

De wind verjoeg de tranen die over Nesta’s gezicht rolden bij de aanblik van de schepen van onze vader.

Bij de aanblik van het schip waarop hij ten strijde trok, vernoemd naar de dochter die hem haatte, omdat hij niet voor ons had geknokt; die hem haatte vanwege de dood van onze moeder, de armoede, de wanhoop en de verloren jaren.

Drakon zei droog: ‘Ik neem aan dat jullie hem kennen?’

Mijn zussen hadden me ooit verteld dat hij was weggegaan om een vergadering bij te wonen over de dreiging ten noorden van de muur. Was tijdens die vergadering soms duidelijk geworden dat we door onze eigen mensen waren verraden? En was hij toen soms vertrokken op een missie om hulp te zoeken die zo geheim was dat hij ons geen berichten durfde te sturen uit angst dat ze in de verkeerde handen zouden vallen?

Een missie om hulp te zoeken voor ons. Voor mijn zussen en mij.

Rhys zei tegen Drakon: ‘Dit is Nesta. En mijn metgezel, Feyre.’

We keurden de prins geen blik waardig, maar staarden onophoudelijk naar de vloot van onze vader en de schepen die hij naar ons had vernoemd.

‘Over Vassa gesproken,’ ging Rhys verder tegen Drakon. ‘Is haar vervloeking nu verbroken?’

De mensenarmada en Hyberns legermacht waren inmiddels heel dichtbij, en ik wist dat hun treffen gruwelijk zou worden. Ik zag de magische schilden van Hybern verschijnen en zag dat de Seraphim die van henzelf ook ophieven. ‘Kijk zelf maar,’ zei Drakon.

Ik tuurde met knipperende ogen naar datgene wat nu tussen de mensenboten door aan kwam vliegen. Wat er pijlsnel als een vallende ster over het water suisde. Regelrecht op Hybern af. Rood, goud en wit, glanzend als gesmolten metaal.

Ik had durven zweren dat Hyberns vloot in paniek raakte toen het voor de mensenarmada uit raasde en de afstand tussen hen overbrugde.

Het klapwiekte furieus met wijd gespreide vleugels die vonken uitstrooiden over de golven en opeens drong het tot me door wat – wíé – nu op het vijandelijke leger afstormde.

Een vuurvogel, heet en gloeiend als het hart van een smidse.

Vassa, de verdwenen koningin.

 

Rhys kuste de tranen weg die over mijn gezicht gleden toen de vuurvogel keihard tegen Hyberns vloot beukte en brandende scheepsgeraamtes achterliet.

Onze vader en het mensenleger verspreidden zich om de resterende schepen aan te vallen.

Rhys zei tegen Drakon: ‘Laat jouw legioen landen.’

Een kleine kans, een bijna onmogelijke kans, om dit te winnen. Of om de slachtpartij te voorkomen.

Er verscheen een waas voor Drakons ogen waaruit ik opmaakte dat hij iemand ver bij ons vandaan een bevel gaf. Ik vroeg me af of Nephelle en haar vrouw zich bij dat legioen bevonden – of dat gevecht op de zeebodem in het verre verleden de laatste keer was geweest dat zij hun zwaard hadden getrokken.

Zo te zien moest Rhys ook aan het verleden denken. Hij mompelde namelijk boven het kabaal op zee en dat van het gevecht op de vlakte onder ons uit: ‘Jurian is hier ook.’

De nonchalante, kwajongensachtige gratie van de prins verdween op slag. Kille woede veranderde zijn gezicht in iets angstaanjagends. En zijn bruine ogen… werden volledig zwart.

‘Hij vecht met ons mee.’

Drakon leek niet echt overtuigd, maar knikte toch. Hij gebaarde met zijn kin naar Cassian. ‘Ik neem aan dat jij Cassian bent?’ De generaal knikte bevestigend. Ik kon de schaduwen in zijn ogen zien vanwege het enorme verlies van zijn manschappen. ‘Mijn legioen staat tot jouw beschikking. Zeg maar wat ik hen moeten laten doen.’

Cassian liet zijn blik over onze chaotische gelederen glijden, over de noordelijke flank die Azriel probeerde te herstellen, en gaf Drakon een paar korte bevelen. Drakon klapperde een paar keer met zijn witte vleugels, die fel afstaken tegen zijn honingbruine huid, en zei tegen Rhys: ‘Miryam is trouwens woest op je. Het is 351 jaar geleden dat je voor het laatst op bezoek bent geweest. Mochten we dit overleven, dat zul je haar echt flink moeten paaien.’

Rhys lachte schor. ‘Zeg maar tegen die heks dat het twee kanten op werkt.’

Drakon grinnikte en verdween met krachtig klapwiekende vleugels.

Rhys en Cassian keken hem even na, en richtten hun blik toen weer op de armada’s, die in een hevig bloedbad verwikkeld waren. Onze vader was daar ergens – onze vader, die ik nog nooit met een wapen in handen had gezien.

De vuurvogel liet een ware hel op de schepen neerdalen. Letterlijk. Een brandende, vloeibare hel die ze op hen afvuurde en hun angstige soldaten naar de zeebodem joeg.

‘Het is tijd,’ zei ik tegen Rhys. ‘Amren en ik moeten nu gaan.’

De chaos was overweldigend. Nu er aan alle kanten werd gevochten, zouden Amren en ik het misschien wel redden. Hopelijk werd de aandacht van de koning in beslag genomen door alles wat er om hem heen gebeurde.

Rhys maakte al aanstalten om me weer op de grond te zetten, waar Amren en Elain nog steeds stonden te wachten, maar Nesta zei: ‘Wacht.’

Rhys deed wat ze zei.

Nesta staarde naar de armada en naar onze vader die daar meevocht. ‘Gebruik mij als lokaas.’

Ik knipperde met mijn ogen. Op hetzelfde moment zei Cassian: ‘Nee.’

Nesta negeerde hem. ‘De koning staat waarschijnlijk naast de Ketel te wachten. Als het jullie al lukt om daar te komen, krijgen jullie nog steeds met hem te maken. Lok hem weg. Lok hem daar weg. Leid hem naar mij toe.’

‘Hoe?’ vroeg Rhys kalm.

‘Het werkt twee kanten op,’ antwoordde Nesta, alsof de woorden van mijn metgezel van zo-even haar op een idee hadden gebracht. ‘Hij weet niet hoeveel ik heb meegenomen. En als we de indruk wekken dat ik… dat ik zijn kracht wil gebruiken… Dan komt hij beslist als een speer hiernaartoe om mij te doden.’

‘Hij zál je ook doden,’ gromde Cassian.

Ze klemde een hand om zijn arm. ‘En daarom heb ik jou nodig.’

Om haar te bewaken. Om haar te beschermen. Om een hinderlaag te vormen voor de koning.

‘Nee,’ zei Rhys.

Nesta snoof laatdunkend. ‘Jij bent niet mijn Edelheer. Ik kan doen wat ik wil. En aangezien hij zal voelen dat jij bij me bent… moet jij hier ook weg.’

Rhys zei tegen Cassian: ‘Ik ben niet van plan om toe te staan dat jij je leven hiervoor vergooit.’

Ik was het roerend met hem eens.

Cassian tuurde naar de uitgedunde Illyrische rijen die nu onder aanvoering van Azriel vastberaden standhielden. ‘Az heeft de mannen onder controle.’

‘Ik zei néé,’ snauwde Rhys. Ik had hem nog nooit op die toon tegen Cassian of een van de anderen horen spreken.

Cassian zei rustig: ‘Het is de enige kans die we hebben om hem af te leiden. We moeten hem bij de Ketel weg zien te lokken.’ Hij hield Nesta stevig vast. ‘Jij hebt zelf alles gegeven, Rhys. Je hebt vijftig jaar in een hel geleefd voor óns.’ Hij had het er nooit eerder over gehad – niet echt. ‘Dacht je soms dat ik niet wist wat er is gebeurd? Ik weet het, Rhys. We weten het allemaal. En we weten ook dat je het hebt gedaan om ons te redden, ons te sparen.’ Hij schudde zijn hoofd en het zonlicht weerkaatste glinsterend op zijn donkere, gevleugelde helm. ‘Laat ons nu iets terugdoen. Laat ons onze schuld terugbetalen.’

‘Jullie zijn me niets verschuldigd.’ Rhys’ stem haperde en mijn hart brak toen ik dat hoorde.

Cassian zei met een eveneens haperende stem: ‘Ik heb nooit iets voor je moeder kunnen terugdoen om haar te bedanken voor haar… voor haar vriendelijkheid. Laat het me op deze manier doen. Laat me tijd winnen voor jullie.’

‘Dat kan ik niet.’

Ik betwijfelde of er in de hele geschiedenis van Illyrië ooit eerder zo’n gesprek had plaatsgevonden.

‘Jawel, dat kun je wél,’ zei Cassian vriendelijk. ‘Dat kun je wel, Rhys.’ Hij grijnsde achteloos. ‘Gun de rest van ons ook eens wat van de eer.’

‘Cassian…’

Maar Cassian vroeg al aan Nesta: ‘Heb je alles wat je nodig hebt?’

Nesta knikte. ‘Amren heeft me genoeg geleerd. Ik weet wat ik moet doen om de kracht naar me toe te trekken.’

En als Amren en ik samen de Ketel in bedwang konden houden tijdens hun afleidingsmanoeuvre…

Nesta tuurde omlaag naar Elain, die het bloedbad voor haar gadesloeg. Toen keek ze mij aan, en ze zei zacht: ‘Bedank vader namens mij.’

Ze sloeg met een heldere blik in haar blauwgrijze ogen haar armen stevig om Cassians hals, en weg waren ze.

Ze suisden naar een groepje bomen ver achter de gevechtslinies en Rhys moest zich bedwingen om niet achter hen aan te gaan. ‘Misschien overleeft hij het wel,’ zei ik zacht.

‘Nee,’ zei Rhys, die ons nu terugvloog naar Amren en Elain. ‘Nee.’

Ik vroeg Rhys om Elain naar het achterste deel van ons kamp te brengen. Toen mijn metgezel terugkwam, kuste hij me op mijn mond. Daarna steeg hij weer op om naar het hart van de strijd te vliegen, waar het zwaarst werd gevochten. Ik durfde bijna niet te kijken waar hij landde.

Zodra ik alleen was met Amren, zei ze tegen me: ‘Werp een onzichtbaarheidsschild over ons heen en ren zo hard als je kunt. Blijf niet staan en probeer niet om iemand te doden. Dat laat sporen achter.’

Ik knikte en controleerde mijn wapens. De Seraphim vlogen nu over ons heen en hun vleugels schitterden fel, als zonlicht op sneeuw. Ik riep een betovering om ons heen op die ons aan het zicht onttrok en geluid dempte.

‘Ren zo hard je kunt,’ herhaalde Amren met een stormachtige blik in haar zilverkleurige ogen. ‘Kijk niet om.’

Dus dat deed ik ook niet.

Hof van vleugels en verwoesting
CoverPage.xhtml
section-0001.xhtml
section-0002.xhtml
section-0003.xhtml
section-0004.xhtml
section-0005.xhtml
section-0006.xhtml
section-0007.xhtml
section-0008.xhtml
section-0009.xhtml
section-0010.xhtml
section-0011.xhtml
section-0012.xhtml
section-0013.xhtml
section-0014.xhtml
section-0015.xhtml
section-0016.xhtml
section-0017.xhtml
section-0018.xhtml
section-0019.xhtml
section-0020.xhtml
section-0021.xhtml
section-0022.xhtml
section-0023.xhtml
section-0024.xhtml
section-0025.xhtml
section-0026.xhtml
section-0027.xhtml
section-0028.xhtml
section-0029.xhtml
section-0030.xhtml
section-0031.xhtml
section-0032.xhtml
section-0033.xhtml
section-0034.xhtml
section-0035.xhtml
section-0036.xhtml
section-0037.xhtml
section-0038.xhtml
section-0039.xhtml
section-0040.xhtml
section-0041.xhtml
section-0042.xhtml
section-0043.xhtml
section-0044.xhtml
section-0045.xhtml
section-0046.xhtml
section-0047.xhtml
section-0048.xhtml
section-0049.xhtml
section-0050.xhtml
section-0051.xhtml
section-0052.xhtml
section-0053.xhtml
section-0054.xhtml
section-0055.xhtml
section-0056.xhtml
section-0057.xhtml
section-0058.xhtml
section-0059.xhtml
section-0060.xhtml
section-0061.xhtml
section-0062.xhtml
section-0063.xhtml
section-0064.xhtml
section-0065.xhtml
section-0066.xhtml
section-0067.xhtml
section-0068.xhtml
section-0069.xhtml
section-0070.xhtml
section-0071.xhtml
section-0072.xhtml
section-0073.xhtml
section-0074.xhtml
section-0075.xhtml
section-0076.xhtml
section-0077.xhtml
section-0078.xhtml
section-0079.xhtml
section-0080.xhtml
section-0081.xhtml
section-0082.xhtml
section-0083.xhtml
section-0084.xhtml
section-0085.xhtml
section-0086.xhtml
section-0087.xhtml
section-0088.xhtml
section-0089.xhtml
section-0090.xhtml
section-0091.xhtml
section-0092.xhtml