44

 

 

 

 

 

 

Niemand zei iets. Niemand bewoog.

Ik voelde een huivering van magie door de ruimte trekken toen het ene schild na het andere rondom iedere Edelheer en zijn gevolg op zijn plek schoof. Het schild dat Rhysand al om ons heen had opgetrokken, werd nog eens extra versterkt… Een intense woede had zich met de kern ervan verweven. Toorn en woede. Ook al stond het gezicht van mijn metgezel verveeld, lui.

Ik probeerde dat van mij te vormen naar de kille behoedzaamheid waarmee Nesta hem gadesloeg of de vage afschuw op dat van Mor. Maar hoe hard ik ook mijn best deed, het lukte me totaal niet.

Ik kende zijn stemmingen, zijn opvliegendheid.

Dit was de Edelheer die de naga aan bloederige flarden had gescheurd; dit was de Edelheer die Amarantha aan Luciens zwaard had geregen en met zijn tanden haar keel had opengereten.

Dit alles glansde in die groene ogen die naar mij en naar Rhys staarden. Tamlin lachte en zijn tanden waren wit als door kraaien kaalgevreten beenderen.

Thesan stond op, maar zijn legeraanvoerder bleef zitten, ook al had hij wel een hand op zijn zwaard gelegd. ‘We hadden jou niet verwacht, Tamlin.’ Thesan gebaarde met zijn slanke hand naar zijn in elkaar gekrompen bedienden. ‘Haal een stoel voor de Edelheer.’

Tamlin wendde zijn blik geen seconde van mij af. Van ons.

Zijn lach werd iets ingetogener en daardoor juist nog verontrustender. Kwaadaardiger.

Hij had zijn gebruikelijke groene tuniek aan, maar droeg geen kroon of andere opsmuk. Geen nieuwe gordel met dolken die het exemplaar verving dat ik had gestolen.

Beron zei lijzig: ‘Ik moet eerlijk bekennen dat het me verbaast dat ik jou hier zie, Tamlin.’ Tamlins aandacht bleef onveranderd op mij gefocust. Op elke ademteug die ik nam. ‘Het gerucht gaat dat je loyaliteit nu ergens anders ligt.’

Tamlins blik verplaatste zich – omlaag. Naar de ring om mijn vinger. Naar de tatoeage op mijn rechterhand die onder de glanzende, lichtblauwe mouw van mijn jurk uit kwam. Toen hief hij zijn ogen weer op – helemaal naar de kroon die ik zelf had uitgekozen.

Ik wist niet wat ik moest zeggen. Wat ik aan moest met mijn lichaam, mijn ademhaling.

Geen maskers, leugens of bedrog meer. De waarheid lag nu open en bloot voor hem. Alles wat ik uit woede had gedaan, alle leugens die ik hem had verteld. De mensen en het land dat ik had opengesteld voor Hybern. En dat ik nu was teruggekeerd naar mijn familie, mijn metgezel…

Mijn gloeiende toorn was afgekoeld tot iets scherps en breekbaars.

De bedienden kwamen met een stoel aanzetten, die ze tussen een van Berons zonen en Helions gevolg neerzetten. Niemand leek het prettig te vinden, maar ze waren niet zo dwaas dat ze zichtbaar achteruitdeinsden toen Tamlin ging zitten.

Hij ze niets. Helemaal niets.

Helion wuifde met een met littekens bedekte hand. ‘Laten we dan maar verdergaan.’

Thesan schraapte zijn keel. Niemand keek naar hem.

Alle aandacht was op Tamlin gericht, die naar de hand tuurde die Rhys op mijn glinsterende knie had gelegd.

De afkeer in Tamlins ogen was duister en intens.

Niemand had ooit met zo veel haat naar me gekeken, zelfs Amarantha niet.

Nee, Amarantha had me niet echt gekend, dus haar afkeer was oppervlakkig geweest, ingegeven door een persoonlijke geschiedenis die alles had aangetast. Maar Tamlin… Tamlin kende me wel. En nu haatte hij elke vezel van wat ik was.

Hij deed zijn mond open en ik zette me schrap.

‘Kennelijk zijn felicitaties hier op hun plaats.’

De woorden klonken vlak – vlak en tegelijkertijd vlijmscherp als zijn klauwen die op dat moment onder zijn goudbruine huid verborgen zaten.

Ik zei niets.

Rhys staarde Tamlin roerloos aan. Hij hield met een ijzige uitdrukking op zijn gezicht zijn blik gevangen en toch woelde daar een diepe razernij onder. Een onheilspellende razernij die langs de band tussen ons golfde en kronkelde.

Mijn metgezel richtte het woord echter tot Thesan, die weer op zijn stoel was gaan zitten, maar zich totaal niet op zijn gemak leek te voelen: ‘We kunnen de kwestie later wel bespreken.’

Tamlin zei kalm: ‘Wat mij betreft gaan jullie gewoon verder, hoor.’

Het licht in Rhys’ ogen doofde, alsof een hand van duisternis de sterren had weggevaagd. Hij leunde echter achterover in zijn stoel, haalde zijn hand van mijn knie en tekende loom rondjes op de houten armleuning van zijn stoel. ‘Ik voel er niets voor om onze plannen te bespreken in het bijzijn van een vijand.’

Aan de overkant van de vijver grijnsde Helion als een leeuw.

‘Nee,’ zei Tamlin al even achteloos. ‘Jij naait ze alleen maar.’

Elke gedachte en elk geluid gutsten weg uit mijn hoofd.

Cassian, Azriel en Mor zaten doodstil, maar hun woede straalde in geluidloze golven van hen af. Als Tamlin al in de gaten had of zich er iets van aantrok dat drie van de gevaarlijkste mensen in de kamer op dat moment zijn dood overwogen, dan liet hij dat niet merken.

Rhys haalde met een flauw glimlachje zijn schouders op. ‘Het lijkt me een veel minder destructief alternatief dan oorlog.’

‘En toch zit je hier, als aanstichter nota bene.’

Rhysand knipperde met zijn ogen, het enige teken dat hij verward was.

Er gleed een klauw uit Tamlins knokkel.

Kallias verstijfde en stak een hand uit naar de armleuning van Vivianes stoel, alsof hij van plan was zich ervoor te werpen. Maar Tamlin liet de klauw slechts licht over de fraai besneden armleuning van zijn eigen stoel glijden – zoals hij ze ooit over mijn huid had laten glijden. Hij glimlachte alsof hij precies wist welke herinnering hij hiermee opriep, maar zei tegen mijn metgezel: ‘Als je mijn bruid niet stiekem in het holst van de nacht had gestolen, zou ik niet gedwongen zijn geweest om zulke drastische maatregelen te nemen om haar terug te krijgen, Rhysand.’

Ik merkte rustig op: ‘De zon scheen toen ik bij jou wegging.’

De groene ogen gleden weer naar mij, wazig en als van een onbekende. Hij snoof even en wendde zijn blik weer af.

Vol minachting.

Kallias vroeg: ‘Wat kom je hier doen, Tamlin?’

Tamlins klauw boorde zich diep in het hout, ook al klonk zijn stem kalm. Ik twijfelde er geen moment aan dat dit gebaar eveneens voor mij was bedoeld. ‘Ik heb mijn land ingezet om de vrouw die ik liefheb terug te krijgen uit de handen van een sadist die de geest van anderen gebruikt alsof ze zijn speeltjes zijn. Ik was van plan om tegen Hybern te vechten, om na haar terugkeer een manier te bedenken om onder de afspraak uit te komen die ik met de koning had gemaakt. Maar Rhysand en zijn kliek hebben haar in een van hen veranderd. En ze vond het fantastisch om mijn territorium open te stellen, zodat Hybern er kon binnentrekken. En dat allemaal vanwege kinderachtige wrok. Die van haarzelf of die van haar… eigenaar.’

‘Waag het niet om het verhaal te herschrijven,’ zei ik hijgend. ‘Waag het niet om alles in jouw eigen voordeel te verdraaien.’

Tamlin keek met een schuin hoofd naar Rhys. ‘Is het je wel eens opgevallen dat ze vlak voordat ze klaarkomt een zacht geluidje maakt wanneer je haar neukt?’

Mijn wangen werden rood en warm. Dit was geen eerlijk gevecht, maar een gestage, zorgvuldig uitgedachte verwoesting van mijn waardigheid, mijn geloofwaardigheid. Beron genoot zienderogen met volle teugen, terwijl Eris alles nauwlettend volgde.

Rhys draaide zijn hoofd om en nam me van top tot teen op. Toen keek hij weer naar Tamlin, een storm die op het punt stond om los te barsten.

Azriel was echter degene die het woord nam, en hij zei met een stem die kil klonk als de dood: ‘Pas op je woorden als je over mijn Edelvrouwe spreekt.’

Er flitste een verraste blik door Tamlins ogen die meteen weer verdween en vervangen werd door withete razernij, zodra het tot hem doordrong waar de tatoeage op mijn hand toe diende. ‘Het was voor jou niet genoeg om naast me te zitten, hè?’ Er speelde een hatelijk lachje om zijn mond. ‘Je hebt me eens gevraagd of je mijn Edelvrouwe zou worden en toen ik nee zei…’ Een zacht lachje. ‘Misschien heb ik jou wel onderschat. Waarom zou je in mijn hof dienen als je in dat van hem kunt heersen?’

Nu keek Tamlin eindelijk naar de andere Edelheren en hun gevolg die in de kamer aanwezig waren. ‘Ze komen met mooie praatjes over het verdedigen van ons land en vrede. Toch is zíj degene die mijn land heeft opengesteld voor Hybern. Zij is ook degene die de geest van mijn hogepriesteres heeft gegijzeld, nadat ze uit rancune haar botten had verbrijzeld. En als jullie je nu afvragen wat er is gebeurd met het mensenmeisje dat Onder de Berg kwam om ons te redden… Kijk dan maar eens naar de man die naast haar zit. Vraag jezelf af wat hij te winnen heeft, wat zíj te winnen hebben bij deze oorlog of het voorkomen van de oorlog. Als we tegen Hybern vechten, zitten we dan na afloop opgescheept met een koningin en koning van Prythian? Ze heeft al bewezen dat ze ambitieus is en jullie hebben zelf gezien dat hij Amarantha maar wat graag ter wille was zodat hij zelf ongedeerd kon blijven.’

Ik moest echt moeite doen om niet te grommen, om mijn handen niet om de armleuningen van mijn stoel te klemmen en tegen hem te brullen.

Rhys lachte duister. ‘Goed gedaan, Tamlin. Je leert het nog wel.’

Bij het horen van de neerbuigende woorden verwrong Tamlins gezicht zich van kwaadheid. Hij keek Kallias aan. ‘Je vroeg toch wat ik hier kom doen? Dat kan ik net zo goed aan jullie vragen.’ Hij gebaarde ruw met zijn kin naar de Edelheer van Winter, naar Viviane en de leden van hun gevolg die zwijgend toekeken. ‘Willen jullie nu soms beweren dat jullie, na alles wat er Onder de Berg is gebeurd, bereid zijn om met hém samen te werken?’ Hij wees met een priemende vinger naar Rhys.

Ik wilde die vinger dolgraag van Tamlins hand rukken. En aan de Middengardworm voeren.

De zilverkleurige gloed die om Kallias had gehangen, doofde.

Zelfs Viviane leek doffer te worden. ‘We zijn hiernaartoe gekomen om dat zelf te bepalen.’

Mor staarde haar vriendin zonder iets te zeggen vragend aan. Voor het eerst sinds onze komst keek Viviane niet naar haar. Alleen maar naar haar metgezel.

Rhys zei rustig tegen hen en tegen alle anderen: ‘Daar had ik niets mee te maken. Helemaal niets.’

Kallias’ ogen lichtten op als een blauwe vlam. ‘Je stond anders wel naast haar troon toen het bevel werd gegeven.’

Ik zag met pijn in mijn buik dat Rhys’ goudbruine huid verbleekte. ‘Ik heb geprobeerd het tegen te houden.’

‘Zeg dat maar eens tegen de ouders van de twintig jongeren die ze heeft afgeslacht,’ zei Kallias. ‘Dat je het hebt geprobéérd.’

Dat was ik vergeten. Dat deel van Amarantha’s verschrikkelijke geschiedenis. Toen het gebeurde, bevond ik me nog in het Lentehof. Een verslag dat een van Luciens contactpersonen in het Winterhof naar buiten had weten te smokkelen. Over twintig kinderen die waren gedood door Amarantha.

Rhys’ mond verstrakte. ‘Er gaat geen dag voorbij dat ik daar niet aan denk,’ zei hij tegen Kallias en Viviane. Tegen hun gezelschap. ‘Echt geen dag.’

Dat was iets wat ik niet had geweten.

Hij had me maanden geleden een keer verteld dat er herinneringen waren die hij met niemand kon delen, zelfs niet met mij. Ik was er toen van uitgegaan dat deze te maken hadden met wat Amarantha hém had aangedaan. Maar niet met wat hij… onder dwang had moeten aanschouwen. Wat hij had moeten laten toelaten, omdat hijzelf geboeid en gevangen was.

Of dat hij, vastgebonden aan Amarantha, machteloos had moeten toekijken toen zij het bevel gaf om die kinderen te vermoorden…

‘Maar met aan hen denken krijg je ze niet terug, is het wel?’ zei Kallias.

‘Nee,’ zei Rhys heel helder. ‘Nee, dat klopt. Ik probeer er nu voor te zorgen dat het nooit meer gebeurt.’

Viviane keek van haar man naar Rhys en terug. ‘Ik was er niet bij Onder de Berg, maar ik zou graag horen hoe je hebt geprobeerd om haar tegen te houden, Edelheer.’ Er trok een pijnlijke uitdrukking over haar gezicht. Ook zij had het niet kunnen voorkomen terwijl ze haar eigen stukje van het territorium beschermde.

Rhys zei niets.

Beron snoof spottend. ‘Tong verloren, Rhysand?’

Ik legde een hand op Rhys’ arm. Ik twijfelde er niet aan dat Tamlin het zag, maar dat liet me volkomen koud. Ik zei zonder mijn stem te dempen tegen mijn metgezel: ‘Ik geloof jou.’

‘En dat zegt de vrouw die de naam van een onschuldig meisje opgaf in plaats van haar eigen naam, zodat Amarantha haar ook kon afslachten.’

Ik verdrong de woorden en de herinnering aan Clare.

Rhys slikte iets weg. Ik klemde mijn hand iets strakker om zijn arm.

Hij zei met een schorre stem tegen Kallias: ‘Toen jouw volk in opstand kwam…’ Dat was inderdaad gebeurd, herinnerde ik me. Winter was in opstand gekomen tegen Amarantha. En dat met die kinderen… dat was Amarantha’s reactie daarop geweest. Haar straf voor hun ongehoorzaamheid. ‘Ze was razend. Ze wilde jou dood hebben, Kallias.’

Alle kleur trok weg uit Vivianes gezicht

Rhys vervolgde: ‘Ik… heb haar ervan overtuigd dat dit weinig zin zou hebben.’

‘Wie zou ooit hebben gedacht dat een pik zo overtuigend kon zijn?’ merkte Beron peinzend op.

‘Vader.’ Eris’ stem klonk zacht en waarschuwend.

Want Cassian, Azriel, Mor en ik staarden allemaal onafgebroken naar Beron. En we glimlachten bepaald niet.

Misschien zou Eris eerder Edelheer worden dan hij zelf wilde.

Rhys ging verder tegen Kallias: ‘Ze zag af van haar plan om jou te doden. Jullie rebellen waren dood en ik heb haar ervan overtuigd dat het zo wel genoeg was. Ik dacht dat het daarmee wel voorbij zou zijn.’ Zijn ademhaling stokte even. ‘Ik kwam er op hetzelfde moment achter als jij. Volgens mij vatte ze het feit dat ik het voor jou opnam op als een waarschuwing – ze had me er niets over gezegd. En ze hield mij… gevangen. Ik probeerde binnen te dringen in de geest van de soldaten die ze stuurde, maar haar controle over mijn macht was zo groot dat ik hen niet kon tegenhouden – en het was al gebeurd. Ze… ze had een daemati met hen meegestuurd. Om…’ Hij stopte met praten. De geest van de kinderen was vernietigd. Rhys slikte moeizaam iets weg. ‘Ik vermoed dat het haar bedoeling was dat jij mij zou verdenken. Om te voorkomen dat we ooit tegen haar zouden samenspannen.’

Wat hij allemaal moest hebben gezien in de geest van die soldaten…

‘Waar hield ze jou gevangen?’ De vraag kwam van Viviane, die haar armen om haar middel had geslagen.

Ik was niet helemaal voorbereid op Rhys’ antwoord: ‘Haar slaapkamer.’

Mijn vrienden deden geen enkele moeite om hun woede en verdriet te verbergen over de details die hij zelfs hun niet had verteld.

‘Praatjes en loze woorden,’ zei Tamlin, die onderuitgezakt op zijn stoel hing. ‘Waar is het bewijs?’

‘Het bewíjs…’ gromde Cassian, die zich een stukje van zijn stoel verhief met vleugels die zich begonnen te ontvouwen.

‘Nee,’ zei Rhys, en Mor hield Cassian met een arm tegen om hem te dwingen weer te gaan zitten. Rhys ging verder tegen Kallias: ‘Maar ik zweer het, op het leven van mijn metgezel.’ Hij legde zijn hand eindelijk op die van mij.

Voor het eerst sinds ik hem kende voelde Rhys’ huid klam aan.

Terwijl Rhys Kallias bleef aankijken, tastte ik voorzichtig langs onze band. Ik leunde tegen zijn torenhoge schilden van zwarte diamant, maar wist niets tegen hem te zeggen. Ik kon hem alleen mezelf, mijn ziel, maar geven.

Hij had van tevoren geweten wat het hem zou kosten door als onszelf hiernaartoe te komen. Wat hij, behalve de vleugels die hem zo dierbaar waren, allemaal nog meer zou moeten onthullen.

Tamlin draaide met zijn ogen. Ik moest me echt uit alle macht inhouden om niet om hem af te stormen en die ogen uit zijn hoofd te krabben.

Maar blijkbaar had Kallias iets gezien op Rhys’ gezicht of gehoord in zijn woorden wat hem deed twijfelen, want hij staarde nu indringend naar Tamlin en vroeg nogmaals: ‘Wat kom je hier doen, Tamlin?’

In Tamlins kaak trilde een spiertje. ‘Ik ben hier gekomen om jullie te helpen met de strijd tegen Hybern.’

‘Gelul,’ prevelde Cassian.

Tamlin keek hem woest aan. Cassian vouwde zijn vleugels op, leunde achterover in zijn stoel en schonk hem slechts een scheef lachje.

‘Je moet het ons maar niet kwalijk nemen dat we zo onze twijfels hebben,’ kwam Thesan beschaafd tussenbeide. ‘En dat we niet meteen staan te springen om onze plannen met jou te delen.’

‘Ook niet als ik informatie heb over de volgende stappen van Hybern?’

Diepe stilte. Tarquin sloeg hen vanaf de overkant van de vijver aandachtig gade, maar mengde zich niet in het gesprek – misschien wel omdat hij de jongste van hen allemaal was, of omdat hij in de gaten had dat hij er baat bij kon hebben door het ons onderling te laten uitvechten.

Tamlin glimlachte naar mij. ‘Waarom denk je dat ik hen bij mij thuis heb uitgenodigd? Op mijn land?’ Hij gromde zacht en ik voelde dat Rhys’ spieren zich spanden toen Tamlin verderging tegen mij: ‘Ik heb je ooit verteld dat ik tirannie en die vormen van het kwaad altijd zou bestrijden. Dacht je nu echt dat jíj zo belangrijk was dat je me daarvan kon afhouden?’ Zijn tanden glommen als witte botten. ‘Jij had er totaal geen moeite mee om mij voor monster uit te maken, ondanks alles wat ik voor jou en je familie heb gedaan.’ Een minachtende blik op Nesta, die afkerig haar wenkbrauwen fronste. ‘Maar je spreidt wel je benen voor hém, na alles wat je hem Onder de Berg hebt zien doen. Tja, misschien ook wel toepasselijk. Hij is tientallen jaren de hoer van Amarantha geweest. Waarom zou jij nu dan niet zíjn hoer zijn?’

‘Let op je woorden,’ snauwde Mor.

Het kostte me moeite om te slikken, om adem te halen.

Tamlin negeerde haar volkomen en gebaarde met een hand naar Rhysands vleugels. ‘Ik vergeet wel eens wat jij bent. Heb je nu je masker afgezet of is dit ook weer een trucje?’

‘Je begint een beetje vervelend te worden, Tamlin,’ zei Helion, die met zijn hoofd op een hand leunde. ‘Als de geliefden nu eens ergens anders gaan kibbelen? Dan kunnen wij verder met onze bespreking van deze oorlog.’

‘Jij wilt natuurlijk niets liever dan oorlog voeren, want het heeft je de vorige keer ook niet bepaald windeieren gelegd.’

‘Niemand zal beweren dat oorlog niet lucratief kan zijn,’ wierp Helion tegen. Tamlins lip krulde zich op in een geluidloze grom en ik vroeg me af of hij soms naar Helion was gegaan om mijn afspraak met Rhys ongedaan te maken, maar dat Helion had geweigerd.

‘Zo is het wel genoeg,’ zei Kallias. ‘Iedereen hier heeft een mening over hoe het conflict met Hybern het beste kan worden opgelost.’ De blik in zijn ijzige ogen werd harder toen hij naar Tamlin keek. ‘Ben je hier als bondgenoot van Hybern of van Prythian?’

De spottende, hatelijke glans maakte plaats voor onvermurwbare vastberadenheid. ‘Ik sta lijnrecht tegenover Hybern.’

‘Bewijs het dan maar,’ daagde Helion hem uit.

Tamlin hief een hand op en er dook een stapel papieren op het tafeltje naast zijn stoel op. ‘Plattegronden waarop troepenbewegingen, munitiedepots en voorraden faegif staan aangegeven. De afgelopen maanden zorgvuldig stukje bij beetje verzameld.’

Hij zei dit tegen mij, maar ik weigerde om zelfs mijn kin maar een stukje te laten zakken. Ik had al die tijd zo kaarsrecht op mijn stoel gezeten dat mijn rug pijn deed en ik de spieren aan weerszijden van mijn ruggengraat pijnlijk voelde trekken.

‘Dat klinkt allemaal heel nobel,’ ging Helion verder, ‘maar wie zegt dat die informatie klopt en dat jij niet voor Hybern werkt en probeert ons te misleiden?’

‘Wie zegt dat Rhysand en zijn vriendjes niet voor Hybern werken, en dat dit allemaal geen list is om ervoor te zorgen dat jullie je overgeven zonder dat jullie dat zelf in de gaten hebben?’

Nesta mompelde: ‘Dat méén je toch zeker niet, hè?’

Mor wierp mijn zus een blik toe die duidelijk zei dat hij het wel degelijk meende.

‘Als we inderdaad een bondgenootschap tegen Hybern moeten vormen,’ merkte Thesan op, ‘dan ben je heel hard op weg om ons ervan te overtuigen dat we niet met jou moeten samenwerken, Tamlin.’

‘Ik wil jullie alleen maar waarschuwen dat ze zich nu misschien eerlijk en vriendschappelijk voordoen, maar dat hij wel Amarantha’s bed vijftig jaar lang warm heeft gehouden en pas tegen haar inging toen het tij al leek te keren. Ik waarschuw jullie, omdat hij weliswaar beweert dat zijn eigen stad is aangevallen door Hybern, maar dat ze het er wonderwel van hebben afgebracht – alsof ze zich erop hadden kunnen voorbereiden. Denk maar niet dat hij ervoor terugdeinst om een paar gebouwen en lagere elfiden op te offeren om jullie te laten geloven dat jullie een gemeenschappelijke vijand hebben en jullie te verleiden tot een bondgenootschap. Waarom heeft het Nachthof als enige bericht ontvangen over de aanval op Adriata en waren zij als enige op tijd om de redder uit te hangen?’

‘Zij hebben daarover bericht ontvangen, omdat ík hen heb gewaarschuwd,’ merkte Varian koeltjes op.

Tarquin draaide met verbaasd opgetrokken wenkbrauwen zijn hoofd met een ruk om naar zijn neef.

‘Nou, misschien span jij dan wel met hen samen,’ zei Tamlin tegen de prins van Adriata. ‘Jij bent tenslotte de troonopvolger.’

‘Je bent niet goed bij je hoofd,’ zei ik ademloos, en Varian ontblootte zijn tanden. ‘Hoor je eigenlijk wel wat je zegt?’ Ik wees naar Nesta. ‘Hybern heeft mijn zussen in Fae veranderd. Nadat dat rotwijf van een hogepriesteres van jou hen had verraden!’

‘Misschien stond Ianthes geest toen al wel onder invloed van Rhysand. En wat is er nou zo erg aan om eeuwig jong en mooi te blijven? Jij kunt goed toneelspelen; ik weet zeker dat die karaktereigenschap in de familie zit.’

Nesta lachte zacht. ‘Als je iemand zoekt om de schuld van dit alles te geven, zou ik eerst maar eens in de spiegel kijken, als ik jou was,’ zei ze tegen Tamlin.

Tamlin gromde tegen haar.

Cassian gromde onmiddellijk terug. ‘Pas op, jij.’

Tamlin keek van mijn zus naar Cassian en terug; zijn blik bleef even rusten op Cassians vleugels, die weggestopt zaten achter zijn rug en hij snoof laatdunkend. ‘Zo te zien hebben de zussen Archeron nog wel meer voorkeuren met elkaar gemeen.’

Mijn kracht begon zich te roeren, een kolos die zich verhief en gapend ontwaakte.

‘Wat wil je nou van me?’ siste ik tegen hem. ‘Dat ik sorry zeg? Dat ik weer bij jou in bed kruip en het lieve, gehoorzame vrouwtje speel?’

‘Waarom zou ik iets terug willen hebben wat waardeloos is geworden?’

Mijn wangen werden warm.

Tamlin gromde: ‘Op de dag dat jij je door hem liet naaien als een…’

Het ene moment stroomden er nog kwetsende woorden uit zijn mond, waarin de hoektanden zich verlengden.

Het volgende moment was het stil.

Tamlins mond hield gewoon op met het voortbrengen van geluiden. Hij deed zijn mond dicht en weer open om het opnieuw te proberen.

Er kwam niets uit, geen geluid, geen gegrom of wat dan ook.

Rhysand leunde met zijn hoofd tegen de rugleuning van zijn stoel; er speelde geen lachje om zijn lippen en er was zelfs geen glimp te zien van onbeschaamd leedvermaak. ‘Je bent zo net een vis op het droge, Tamlin, maar het past wel bij je.’

De anderen hadden hooghartig, geamuseerd en verveeld toegekeken, maar richtten hun blik nu op mijn metgezel. In hun ogen was een glimp van angst zichtbaar, want ze realiseerden zich opeens wie en wat zich precies in hun midden bevond.

Broeders en toch ook weer niet. Tamlin was een Edelheer en even machtig als ieder ander van hen.

Met uitzondering van degene die naast mij zat. Rhys verschilde net zoveel van hen als mensen van Fae verschilden.

Ze vergaten wel eens hoe diep de bron van zijn kracht eigenlijk reikte. Welke kracht Rhys bij zich droeg.

Maar nu Rhys Tamlins spraakvermogen had weggenomen, herinnerden ze het zich weer.

Hof van vleugels en verwoesting
CoverPage.xhtml
section-0001.xhtml
section-0002.xhtml
section-0003.xhtml
section-0004.xhtml
section-0005.xhtml
section-0006.xhtml
section-0007.xhtml
section-0008.xhtml
section-0009.xhtml
section-0010.xhtml
section-0011.xhtml
section-0012.xhtml
section-0013.xhtml
section-0014.xhtml
section-0015.xhtml
section-0016.xhtml
section-0017.xhtml
section-0018.xhtml
section-0019.xhtml
section-0020.xhtml
section-0021.xhtml
section-0022.xhtml
section-0023.xhtml
section-0024.xhtml
section-0025.xhtml
section-0026.xhtml
section-0027.xhtml
section-0028.xhtml
section-0029.xhtml
section-0030.xhtml
section-0031.xhtml
section-0032.xhtml
section-0033.xhtml
section-0034.xhtml
section-0035.xhtml
section-0036.xhtml
section-0037.xhtml
section-0038.xhtml
section-0039.xhtml
section-0040.xhtml
section-0041.xhtml
section-0042.xhtml
section-0043.xhtml
section-0044.xhtml
section-0045.xhtml
section-0046.xhtml
section-0047.xhtml
section-0048.xhtml
section-0049.xhtml
section-0050.xhtml
section-0051.xhtml
section-0052.xhtml
section-0053.xhtml
section-0054.xhtml
section-0055.xhtml
section-0056.xhtml
section-0057.xhtml
section-0058.xhtml
section-0059.xhtml
section-0060.xhtml
section-0061.xhtml
section-0062.xhtml
section-0063.xhtml
section-0064.xhtml
section-0065.xhtml
section-0066.xhtml
section-0067.xhtml
section-0068.xhtml
section-0069.xhtml
section-0070.xhtml
section-0071.xhtml
section-0072.xhtml
section-0073.xhtml
section-0074.xhtml
section-0075.xhtml
section-0076.xhtml
section-0077.xhtml
section-0078.xhtml
section-0079.xhtml
section-0080.xhtml
section-0081.xhtml
section-0082.xhtml
section-0083.xhtml
section-0084.xhtml
section-0085.xhtml
section-0086.xhtml
section-0087.xhtml
section-0088.xhtml
section-0089.xhtml
section-0090.xhtml
section-0091.xhtml
section-0092.xhtml