Hoofdstuk 9
Van Damme knoopte zijn jasje open dat na de uitgebreide lunch met Line behoorlijk strak stond.
De telefoon rinkelde. Hij liet hem een paar keer overgaan voordat hij opnam. Hij had ooit bedacht dat het dan leek alsof hij het erg druk had.
'Van Damme.'
Een hese stem klonk aan de andere kant. 'Wat jij daar uitspookt in die werkkamer van je, dat kun je niet maken. Dat is tegen alle regels en dat pik ik niet! Weet dat ik je in de gaten houd. Je moet ermee stoppen. Direct. En als je dat niet doet volgen er maatregelen. Vuilak!' Daarna werd de hoorn er opgesmeten.
Van Damme legde verbouwereerd de hoorn neer. De hese stem klonk nog in zijn oor door. Maar hij kon niet eens aangeven of het een man of een vrouw was geweest. Waarom speelde de afperser het nu via de telefoon? De mails waar hij de laatste tijd mee was bestookt waren toch duidelijk genoeg. En de aanslag die Donar het leven had gekost had hem helemaal doordrongen van de ernst van de situatie. Waarom dan nu dit telefoontje?
Zou het iemand van hun eigen bedrijf zijn? Zou die er achtergekomen zijn dat hij aanklooide met de cijfers? Werd hij hier in de gaten gehouden? Er liepen overal van die potige types rond, van die macho's met oorringetjes en opgepompte armen. Hij moest er niet aan denken zo'n figuur in het donker tegen te komen. Was dit een kleerkast geweest, die hem in opdracht van de afperser had gebeld?
Zonder na te denken wreef hij over zijn achterhoofd. Een pijnlijke scheut drong diep door in zijn hoofd. Hij moest zelf proberen om die figuur te vinden. Maar wat dan? De afperser had gegevens die niet bekend mochten worden. Dus moest hij betalen. Machteloos betalen. Zelfs voor hem was het laatstgenoemde bedrag veel, heel veel geld. Hij moest zien dat hij dat vrij kon maken.
Hij duwde zich omhoog uit zijn stoel en ijsbeerde door zijn werkkamer. Daarna liep hij zijn kantoor uit. 'Ik ben naar huis,' mompelde hij afwezig, toen hij Sabine passeerde.
Eenmaal buiten zette hij de pas erin. Hij liep langs een aantal grote loodsen en wierp er een steelse blik in. Een man met een groene overall was aan het werk bij een enorme tank. De overall kon zijn gespierde figuur niet verhullen. De man keek in zijn richting. De blik was zwart en hard. Snel keek Van Damme weer voor zich. 1 lij versnelde zijn pas.
Hij voelde zich helemaal niet meer op zijn gemak. Het leek alsof iedereen hem in de gaten hield. Hij liep het uitgestrekte terrein over. Om bij het parkeerterrein te kunnen komen moest hij tussen nog een paar loodsen door. Stil was het hier eigenlijk, dacht hij. Het was hem eigenlijk nog nooit opgevallen hoe weinig mensen hier rondliepen. Schichtig keek hij achterom. Maar er was niemand te zien.
Hij liep om de laatste loods heen en botste in zijn haast bijna tegen twee mannen op. Hij schrok zich wezenloos.
'Sorry,' mompelde hij en liep snel door. Hij durfde niet om te kijken. Het leek alsof de blikken van de mannen in zijn nek prikten en hij verwachtte elk moment een hand op zijn schouder. Of misschien wel erger.