Hoofdstuk 23
Samuel hoorde een bekende stem achter zich. Hij draaide zich om en zag Jan staan.
'Jan,' zei hij verbaasd. 'Wat doe jij hier? Je had je toch ziek gemeld?'
Jan liep op hem toe en ging op een stoel zitten. Toen zag hij Jans gezicht. Hij zag grauw, zijn ogen waren hol en zijn lippen bloedeloos wit.
'Man, wat is er met je?'
Willem, die even verderop aan het werk was geweest, kwam nu ook aanlopen.
'Ze is er niet meer,' zei Jan zacht. 'Ze zei opeens tegen me dat ze wegging. Ik begreep eerst niet wat ze bedoelde, want ze kon al helemaal niet meer zelf overeind komen. Toen het tot me doordrong wat ze bedoelde, kon ik haar alleen nog maar vasthouden. En toen...' er schoot een snik door Jan heen, '... toen was ze weg. Het alarm van de apparatuur, de verpleegster die aan kwam snellen, het was allemaal niet meer nodig. Ik wist dat ze niet meer terug zou komen.'
Jan keek hen aan met een gepijnigde blik, waar Samuel koud van werd. Zijn vrouw was alles voor hem, dat had Jan hen wel eens verteld in de weinige momenten dat hij iets vertelde van wat hem bezighield. Stille Jan, die nu grauw en in elkaar gedoken in de grote hal zat.
'Kom, laten we even naar de kantine gaan,' zei Samuel. 'Het werk kan wel even blijven liggen.' Hij schreeuwde wat naar twee mannen die bij een andere tank aan het werk waren.
'Ik wil niet naar de kantine,' zei Jan opeens star, toen ze naar de uitgang van de hal liepen. 'Ik laat me niet meer aan een lijntje meevoeren. Het maakt toch allemaal niets meer uit?' Hij hief vragend zijn armen op naar zijn maten.
'Vertellen jullie mij nou eens waarvoor ik nog iets zou moeten. Niemand vertelt mij meer wat ik moet doen!'
'Kom Jan, ik kan me voorstellen dat je nu even zo denkt. Maar...'
'Niets maar! Wat moet ik nu nog verder? Niets kan haar meer terugbrengen. Niets.' De ogen van Jan waren wijd opengesperd. Er lag een vreemde grijns over zijn bleke gezicht.
Samuel deed een stap in zijn richting. Hij wilde hem kalmeren en moed inspreken, maar Jan hield hem tegen.
'Ik heb alles gedaan om haar te redden! Echt alles. Maar die klote kanker is gewoon niet uit te roeien! De duurste medicijnen hebben ze uit de kast gehaaid, de nieuwste therapieën! Als er ook maar een klein kansje was dat ze daarmee geholpen kon worden, dan wilde ik dat ze het zouden proberen. Al mijn geld is er in gaan zitten. De verzekering die dit geweldige bedrijf zijn werknemers aanbiedt, vergoedt dat soort extra zaken niet. Je moet het allemaal maar zelf betalen.'
Samuel realiseerde zich nu hoe intens verdrietig Jan moest zijn. Wat had hij de laatste maanden een wanhopig gevecht geleverd.
'Verdomme, die klootzak heeft het allemaal op zijn geweten! Hij moet boeten! Al is het het laatste dat ik in mijn leven zal doen. Hij komt er dit keer niet zomaar van af!' Jan draaide zich om en liep de hal uit.
Samuel keek Willem aan. 'Over wie heeft hij het?'
Willem haalde zijn schouders op. 'Kom, we kunnen hem nu niet alleen laten.'
Ze snelden naar de uitgang en zagen Jan even verderop lopen. Hij liep met kwade passen naar de bassins die aan de achterkant van het bedrijf lagen. Het was broeierig benauwd buiten en boven de grote tanks die op het terrein stonden zag Samuel dreigende wolkenluchten zich samenpakken. Hij ging achter Jan aan en al snel haalde hij hem in.
'Jan, waar ga je heen? Kom nou even mee.' Samuel legde zijn hand op zijn arm om hem te laten stoppen.
'Laat me los.' Met een snelle beweging schudde Jan hem af. 'Ik moet dit doen! Ik ben het aan haar verplicht. Zij heeft hier nooit om gevraagd.' Een schrille lach kwam over Jans lippen. 'Ha, wat heb ik hem bang gemaakt. Hij kneep hem als een ouwe dief. En dan dat truttige hondje dat hij aan een lijntje meevoerde. Heb je die ooit gezien? Nou, mij heeft hij genoeg aan het lijntje gehouden. Ik pikte het niet meer en dat heeft hij geweten.' Jan draaide zich om en leek verder te willen lopen. Maar hij draaide zich opeens weer om en haalde heel rustig een pistool uit zijn zak.
Samuel deinsde terug.
'Jezus, Jan! Wat doe je?' Hij voelde de angst zijn spieren verlammen. Hoe kwam Jan aan dat pistool?
'Al mijn geld heeft haar niet kunnen redden,' zei Jan opeens gevaarlijk rustig, terwijl de lichtblauwe ogen door Samuel heen leken te priemen. 'Zijn geld heeft haar ook niet kunnen redden. Maar zó komt hij niet van me af. Ik zal hem laten boeten. Ik zal ervoor zorgen dat hij nooit meer zoiets kan doen. Blijf hier en laat me mijn gang gaan. Ik wil verder niemand kwaad doen. Dat van die schoonmaker was een ongeluk. Ik wilde hem alleen maar bewusteloos slaan. Hij had gezien waar ik mee bezig was. Maar toen viel hij in het water. Hij had niet in dat verdomde water moeten vallen! Het was een ongeluk.' Even zag Samuel de pijn weer in Jans ogen voordat ze verhardden. 'Blijf bij me weg. Ik moet die klootzak laten boeten.' Jan draaide zich om en liep weg.
Samuel bemerkte dat Willem vlak achter hem stond.
'Wat is er met hem aan de hand?' stootte Willem verdwaasd uit. 'Is dit Jan? Heeft hij de schoonmaker...?'
'We kunnen hem niet laten gaan, Willem. We moeten hem tegenhouden voordat hij nog meer rare dingen doet.''Hij is gek, Samuel. En hij heeft een pistool. Heb je zijn ogen gezien? Die blik.'
'Tuurlijk heb ik dat gezien. We kunnen hem niet zijn gang laten gaan. Wie weet wat hij gaat doen. Wij zijn misschien de enigen die tot hem door kunnen dringen. Wij moeten hem tegenhouden.' Samuel liep achter Jan aan zonder achterom te kijken of Willem hem volgde. Hij liep over het grote terrein. De wind was toegenomen en blies in harde vlagen tussen de tanks door. In de verte hoorde hij gerommel. Onweer. Samuel klom de trap naast het grote zuiveringsbassin op. Waar was Jan gebleven? De manier waarop Jan had gesproken boezemde hem angst in, maar hij moest hem zien tegen te houden. Opeens zag hij hem. Jan stond bij het bedieningspaneel en was bezig met het grote wiel dat bij de afsluitkranen zat.
'Jan, nee! Dat moet je niet doen!' Samuel schreeuwde om boven het geluid van de fontein uit te komen.
Geschrokken draaide Jan zich om. Een grote baco viel kletterend op de grond.
'Laat me mijn gang gaan, Samuel. Ik moet dit doen.' Jan draaide zich weer naar het paneel, maar Samuel was helemaal niet van plan om hem zijn gang te laten gaan. Jan wist niet wat hij deed, daar was Samuel nu wel van overtuigd. Hij wilde niet dat Jan in nog grotere problemen zou komen en hij had het idee dat hij de enige was die hem daar vanaf kon houden.
Hij liep naar Jan toe. Maar toen hij vlakbij hem was, draaide die zich om. Het pistool was weer in zijn hand en hij hief het dreigend naar Samuel op.
'Blijf staan, Samuel. Ik moet afmaken wat ik begonnen ben. Voor haar!' Er zat geen gevoel meer in Jans stem. Zijn gezicht stond uitdrukkingsloos en was daardoor onherkenbaar.
Samuel begreep dat het Jan ernst was en deed afwerend een paar passen terug en botste tegen Willem aan.
'Hij is bloedserieus, man,' zei hij zacht tegen zijn maat.
'Waar is Jan mee bezig? Op die manier sluist hij het vuile water rechtstreeks door naar de vijvers en kan het ongezuiverde water in een keer in... Oh, nee,' stamelde Willem. 'Hij veroorzaakt een gigantische vervuiling van het oppervlaktewater. '
Plotseling werd hun aandacht getrokken door geluiden aan de andere kant. Samuel zag dat Van Damme met twee vrouwen langs de rand van het bassin liep. Van Damme wees op de waterfontein en leek uitleg te geven over het waterzuiveringssysteem. Zou dat de controledelegatie zijn van de samples die hij had opgestuurd, dacht Samuel. Dan was het wel heel wrang dat ze net op dit moment hier op moesten duiken. Maar toen zag Samuel dat Jan ze ook in de gaten had gekregen. Jan staakte zijn bezigheden bij het bedieningspaneel. Van Damme liep op Jan toe en ze schudden elkaar de hand. Een bliksemschicht schoot opeens achter de beide mannen door de lucht. Op dat moment stopte de fontein, die volgens een volledig geautomatiseerd tijdschema het water beluchtte. Het was opeens snijdend stil. Daarna werd de stilte abrupt verbroken door een enorm gerommel. De lucht was loodgrijs.
Was de waanzinnige actie van Jan ten einde? dacht Samuel. Het leek erop dat Jan door de komst van Van Damme gekalmeerd was en dat hij zijn plan niet meer tot uitvoer ging brengen. Samuel deed opgelucht een paar passen in hun richting.
Opeens klonk er een gil. Samuel zag dat Jan Van Damme bij zijn keel had gegrepen. De vrouwen gilden en renden weg. Samuel ving ze op en duwde ze naar achteren.
'Die man is gek,' siste een van de vrouwen. Ze droeg een stoer petje. 'Hij heeft een pistool.'
Samuel zag dat Jan het pistool tegen de zij van Van Damme gedrukt hield.
'Jan, geef het toch op,' riep hij zijn collega toe.
'Blijf staan, Samuel.' De stem van Jan was verwrongen van woede. Zijn blik was kil. Samuel bleef staan. Dit was niet de Jan die hij kende.
'Van Damme is degene waar ik het over had. Als deze vuilak er niet was geweest had mijn vrouw nog geleefd. Hij liet een paar jaar geleden al die kankerverwekkende stoffen ontsnappen. En waarom? Alleen maar om zijn bonus binnen te kunnen halen.'
Samuel dacht terug aan wat Truus verteld had. Het milieuschandaal.
'Geld, dat is het enige wat deze vent wil!' schreeuwde Jan hem toe. 'Geld! Nou, weet dan maar dat je met al het geld in de wereld niet datgene kunt kopen dat je het liefste zou hebben. Met mijn geld lukte het niet. En met zijn geld ook niet. Mijn vrouw is dood. Geld is niets waard.'
Van Damme probeerde los te komen, maar Jan bleek sterker. 'Deze klootzak gaat over lijken. Lijken die hij niet ziet, niet wil zien. Al die mensen die ziek zijn geworden door zijn grove nalatigheid. Geen enkel excuus! Niemand van zijn vorige bedrijf heeft ooit geweten wat deze... deze manager...' Jan spuugde het woord minachtend naar voren, '... heeft uitgehaald. Een dikke vette exitpremie kreeg hij en het aanbod om binnen dit bedrijf verder te gaan. Ja, verder te gaan met zijn vuile praktijken en het gesjoemel met meetwaarden.'
'Dat is niet waar. Ik heb mijn leven gebeterd,' probeerde Eugène van Damme ertegenin te gaan. Zijn stem klonk hoog en bang.
Jan gooide zijn hoofd in zijn nek en lachte als een krankzinnige. 'Leven gebeterd? Laat me niet lachen. Je speelt nog steeds met de cijfers.' De stem van Jan was opeens poeslief. 'En nu heb ik met jou gespeeld. Ik heb je laten zweten en laten kruipen. Ik heb je zelfs geveild!' Jans lach werd begeleid door een enorme lichtflits die direct gevolgd werd door een zware donderslag. Op dat moment begon het te regenen. Dikke druppels doorweekten de twee verstrengelde gestalten.
'Van Damme heeft de vervuiling van de Oosterschelde op zijn geweten,' gilde opeens een van de vrouwen. 'Mijn zoon is ziek geworden en de vissen gaan dood.'
'Ik heb die vervuiling op mijn geweten,' zei Jan kil.
Samuel keek verbijsterd toe hoe Van Damme zich probeerde los te rukken uit de armen van Jan. Jan die het water van de Oosterschelde moedwillig had vervuild? Hij kon het niet geloven.
‘Ik had geld nodig.' De stem van Jan was opeens weer helder en sterk, ik kon de behandeling in het ziekenhuis niet meer betalen. Ik had enorme schulden. Toen bedacht ik, dat degene die de ziekte veroorzaakt had, eigenlijk de rekening moest betalen. Ik heb Van Damme om geld gevraagd, natuurlijk anoniem. En toen hij niet wilde betalen loosde ik vuil water als straf. Ik hoopte dat ze hem zouden pakken, zodat ze er eindelijk achter zouden komen dat hij de boel al die tijd besodemieterd had.' Jans gezicht vertrok. Het verdriet kwam lenig en de pijn trok diepe voren rond zijn ogen. 'Toen hij me uiteindelijk betaalde had het geen zin meer. De kanker was niet meer terug te dringen. Het heeft allemaal niet geholpen.' Jan zweeg even. 'Er zijn zoveel doden gevallen. Deze vent heeft al die doden op zijn geweten. Veel meer mensen uit die omgeving hebben kanker gekregen. Mijn vrouw was er slechts één van.'
Jan ging steeds zachter praten, alsof hij zich niet meer bewust was van zijn omgeving. Zijn pistool zakte naar beneden. De regen viel nu met bakken uit de lucht. Samuel zag dat de ogen van Van Damme alert stonden en dat hij zich uiterst langzaam uit de beklemmende greep probeerde te bevrijden.
"Maar deze smeerlap heeft zijn schuld nog niet ingelost!' schreeuwde Jan opeens. Hij probeerde Van Damme weer in zijn macht te krijgen. Maar die worstelde om los te komen. Samuel zag dat Van Dammes ogen angstig heen en weer schoten en in een wanhopige poging dook hij in elkaar en greep de enorme baco die nog voor de voeten van Jan op de grond lag. Hij hief het stuk gereedschap op en wilde toeslaan, maar Jan was sneller en pakte zijn pols en hief met zijn andere hand zijn pistool naar Van Damme op.
'Nee, Jan, niet doen!'
Samuel wilde naar Jan toelopen, maar op dat moment wierp Van Damme zijn zware lichaam tegen Jan aan en met een luide schreeuw vielen ze op de grond. Toen hoorde Samuel het schot. De twee natte lichamen verstijfden en Samuel schoot op ze af. Hij zag dat Van Damme zich van Jan afrolde en omhoog kwam.
'Nee!' schreeuwde Samuel. Hij duwde Van Damme opzij en hurkte bij Jan neer. Maar hij wist dat het te laat was. Jans gezicht drukte verbazing uit en zijn mond ging open alsof hij nog iets wilde zeggen. Daarna viel zijn hoofd slap opzij. Uit een klein rond gaatje aan de zijkant van zijn schedel stroomde bloed.
De stilte werd onderbroken door de fontein van de waterzuivering die automatisch zijn druppels weer in het rond begon te sproeien.