'Zo, meneer, hoe voel je je?' Rona keek op de jongen neer. Tom zag er nog moe uit.
'Het gaat wel,' mompelde hij.
'Tom, je moet me toch even wat uitleggen.' Ze ging naast hem op de bank zitten en hij trok zijn benen op om plaats te maken. 'Hoe kun je nou met z'n tweeën op één plank surfen?'
'We waren niet surfen.'
'Niet?'
'Nee, dat mocht toch niet.'
'Wat waren jullie dan aan het doen?'
'Gewoon, peddelen.' Tom pulkte wat aan zijn nagelriemen.
'Peddelen? Je bedoelt dat jullie de plank als roeibootje gebruikten?'
'Hmm,' bromde Tom instemmend.
'Maar dan zonder roeispanen of peddels? Hoe kwamen jullie dan vooruit?'
'Gewoon.'
'Hij is de kampioen korte antwoorden,' zei Line.
Rona stond op en liep naar haar toe. Toen bedacht ze dat ze nu beter even geen toenadering kon zoeken tot Line met Tom in de buurt en ze liet zich in de grote leunstoel zakken.
'Hij zat samen met Luc op de plank,' begon Line de gebeurtenissen uit te leggen. 'Toen ze eenmaal door de stroming gegrepen werden konden ze er met hun handen niet meer tegenin roeien. De wind hielp de stroming een handje en daar gingen ze, de brede Oosterschelde op.'
'Nou, dan hebben ze nog geluk gehad dat ze niet tussen de grote schepen terecht zijn gekomen. Er is daar best veel scheepvaart.'
'Ze hebben sowieso geluk gehad. Stel je voor dat ze niet voor het donker gevonden waren. Ik moet er niet aan denken dat ze een hele nacht...' Line was op het puntje van de bank gaan zitten. Tom had zwijgend geluisterd, zijn ogen tussen hen heen en weer flitsend. Hij keek nu naar het gezicht van zijn moeder waar de ongerustheid weer vanaf te lezen viel. Rona zag hem slikken alsof hij een aanloopje moest nemen.
'Uh, Rona?'
'Wat is er?'
'Dank je wel dat je... hebt geholpen om Luc en mij te vinden.' Het kwam er stotterend en zacht uit. Zacht, maar gemeend.