'Line?' Zacht klopte Rona op de deur. Ze voelde zich erg ongemakkelijk. In de haast had ze besloten naar Line te rijden om haar te vertellen wat zich zo duidelijk in haar hoofd had vastgezet. Maar nu ze voor het kleine huisje stond en alles stil aantrof voelde ze zich niet op haar gemak.'Line,' riep ze nu wat harder. Ze klopte opnieuw op de deur. Alles bleef stil. Ze was vast niet thuis, dacht ze. Ze wilde zich net omdraaien toen ze zag dat het gordijn voor het keukenraam opzijgeschoven werd. Het gezicht van Line werd zichtbaar, maar verdween ook meteen weer.
Zou Line haar gezien hebben? Ze had geen enkel teken van herkenning gegeven en gewoon het gordijn weer dichtgeschoven. Het enige dat Rona hoorde was het geblaat van wat schapen. Misschien wilde Line haar niet zien? Of misschien was ze ziek? De vragen wervelden rond in haar hoofd. Zou ze maar gewoon weggaan?
Opeens hoorde ze geluiden achter de deur. Een sleutel werd omgedraaid en het hoofd van Line verscheen om de hoek. Onder haar verwarde haren kneep ze haar ogen samen. Ze zag intens bleek.
'Hoi Line,' zei Rona zacht. 'Zo te zien kom ik niet erg gelegen.'
'Hoi,' was het enige antwoord.
'Ben je ziek?'
'Uhuh, zoiets... denk ik.'
Rona griste haar pet van haar hoofd en staarde naar haar voeten, die ze snel in een stel gemakkelijke sandalen gestoken had. Daar stond ze dan.
'Kan ik je ergens mee helpen?' vroeg ze eindelijk. Maar Line stond er niet meer. Rona duwde de deur wat verder open en liep naar binnen. De keuken was schemerig, omdat alle gordijnen dichtzaten. Maar van Line was geen spoor te bekennen.
'Line? Waar ben je?' Ze voelde zich een indringer.
'Ik ben hier. In de woonkamer,' klonk het zacht. Rona liep verder en zag toen Line ineengedoken op de bank zitten. Ze was enkel gekleed in een wijd T-shirt dat rommelig om haar heen viel.
'Ben je ziek?' vroeg Rona nu opnieuw en ging naast Line zitten. Een ongewassen geur hing om haar heen. Toen ze de gepijnigde blik zag, sloeg ze een arm om haar heen.
'Oh, het bonkt allemaal. Ik voel me zo ellendig,' kreunde Line nu gedempt op haar schouder.
'Wat is er gebeurd?'
'Het is mijn eigen stomme schuld. Ik denk dat ik een doodordinaire kater heb.'
'Een kater?' Rona had van alles verwacht, maar niet dit.
'Een kater, ja. En niet alleen van de drank. Ik voel me zo beroerd.' Line begon zacht te snikken.
'Wil je me vertellen wat er is gebeurd?'
Line richtte zich op. Ze pakte een papieren zakdoekje uit een pakje dat omsingeld werd door een lading verfrommelde resten. Ze snoot haar neus en zuchtte diep voordat ze aan haar verhaal begon.
Rona hoorde de gebeurtenissen van de vorige avond stil aan. In haar binnenste gingen medelijden en afkeer een strijd aan. Rona walgde van de vent die Line eerst dronken gevoerd en daarna gebruikt had. Een vent van wiens bestaan ze niets had geweten. Sterker nog, ze dacht dat er geen man was in Lines leven. Hoe stom en naïef.
'Het was vreselijk. Die man die met zijn dikke lichaam op mijn lijf zwoegde. Het voelde zo totaal niet goed. Maar hoe kan dat nou? Het is verder zo'n aardige man. Waarom kan ik dat dan niet voor hem opbrengen?' Line begon weer zacht te snikken.
Rona vroeg zich af of ze wel een eerlijke reactie kon geven? Ze streelde dus enkel Line over haar rug, waarbij de warmte van haar lichaam diep in haar hand doordrong.
'Ik voel me zo vies,' zei Line uiteindelijk.
'Kom op. Jij gaat douchen en ik zet ondertussen een bak koffie. Kom, je moet niet je hele dag hierdoor laten vergallen.' Ze hielp Line overeind en gaf haar een duwtje in de richting waar ze de badkamer verwachtte.
'Maar...'
'Geen gemaar. Ik vind het wel. Je zult zien dat je je zometeen beter voelt.'
Rona zag dat Line gehoorzaam naar de gang liep, haar schouders hangend, maar haar hoofd al wat meer opgericht.