De weg was lang en recht. Ze zag alleen maar weilanden, die doorsneden werden door sloten. Soms was er een haag bomen die een waterlijn markeerde.
Rona bekeek het landschap waar ze al ontelbare keren doorheen gereden was. Maar nu was het anders, bijna onherkenbaar anders. Het leek alsof de van plastic zakken gefabriceerde vogelverschrikkers haar vrolijk toezwaaiden over de vlakke landerijen. Alsof de meeuwen, die schreeuwend achter een tractor zwermden, haar toelachten. Eenden die met een snelle vleugelslag hun zware lichaam in de lucht hielden, leken met haar mee te vliegen. De zon straalde haar uitbundig tegemoet.
Ze stopte langs de kant van de weg. Haar gedachten gingen terug naar haar ontmoeting met Line. De mooie kwetsbare Line. In een opwelling had ze een arm om haar heengeslagen. De frisse geur kon ze zich zo weer voor de geest halen.
Rona stapte uit. De wind blies in haar gezicht en haar bloes wapperde om haar lichaam. Ze beklom de dijk en ging in het gras zitten. Ze richtte haar gezicht naar de zon. Ze voelde de warmte op haar huid prikkelen en het licht door haar gesloten oogleden gloeien. Het leek alsof haar zintuigen extra gevoelig waren.
Ze liet zich achterover vallen, zodat ze op haar ellebogen leunde en ze keek naar het binnengebied van de dijk. Een boerderij liet zich knus omhullen door bomen die haar met hun takken tegen zon en wind beschermden. De zwart geteerde schuur leunde tevreden tegen het woonhuis, waarbij de witgeverfde kozijnen als een uitwendig skelet steun leken te verlenen. De gevel van het huis klom als een trappetje naar boven, waar een schoorsteen door een piramidevormig dakje afgedekt werd.
Alles zag er licht en vrolijk uit. Ze hoorde het geschreeuw van de scholeksters die hun brutale piewiew als vrolijk gezang uitwisselden. Kieviten scheerden als bestuurbare vliegers vlak over de grond om dan weer in snelle en onverwachte bewegingen hoog de lucht in te schieten.
Line borrelde steeds weer in haar gedachten op. Ze zag het glanzende haar weer voor zich dat ondeugend uit het elastiek piepte, waardoor Lines gezicht iets nonchalants kreeg. Ze voelde weer de druk van het volle lichaam tegen zich aan en ze sloot haar ogen om dat gevoel terug te laten komen en zo mogelijk te verhevigen.
Met een ruk kwam ze lot zichzelf. Ze was verliefd! Maar ze mocht deze gevoelens niet toelaten. Line was vast hetero. Zelf wist ze al heel jong dat meisjes voor haar veel interessanter waren en ze had nooit begrepen waarom haar vriendinnen die stugge stakerige knullen vol puisten aantrekkelijk konden vinden, sterker nog dat ze met hen wilden zoenen. Maar om niet uit de groep te vallen had ze meegedaan met de jacht op jongens. Uiteindelijk had ze zelfs een vriendje gehad. Gewoon omdat ze dacht dat het zo hoorde. Ze had echter wel een jongen uitgekozen die zacht was als een meisje en verlegen, zodat hij niets bij haar uit durfde te halen. Pas toen ze een heel stuk ouder was had ze echte vriendinnen gehad, en zelfs een langdurige relatie. Maar toen haar vriendin een mooie baan aangeboden had gekregen in een andere plaats was het snel afgelopen geweest. Te veel vrijheid gekregen en gegeven en uiteindelijk uit elkaar gegroeid. Ze was nu alweer een tijdje alleen. Toch stond ze best open voor een nieuwe relatie. Maar een relatie met Line? Line was vast netjes getrouwd, ze was in ieder geval al moeder. Nee, meer dan een gewone vriendin kon Line nooit worden.
Vastberaden stond ze op en liep terug naar de plek waar haar bestelauto stond. Ze stapte in en reed weg. Ze probeerde haar hoofd bij de weg te houden, maar regelmatig dwaalden haar gedachten af. Waarom moest ze dan ook verliefd worden op een getrouwde vrouw?
Het verbaasde haar dat de weg haar opeens niet meer bekend voorkwam. Was ze verkeerd gereden? Welke kant moest ze eigenlijk op? Er zouden vanzelf wel wegwijzers komen, sprak ze zichzelf moed in. Maar er volgden geen wegwijzers. Wel stoplichten en veel flitspalen, waarvan sommige dusdanig waren geraakt dat ze alleen nog maar luchtfoto's konden maken.
De peilloze blauwe lucht was verdwenen en grote wolken schermden de zon af. Er hing zelfs een onheilspellende gele zweem. Toch nog onweer? Er was voor gewaarschuwd.
Eindelijk een wegwijzer. Zierikzee was de enige plaats die erop stond. Zierikzee? dacht Rona verward. Daar moest ze helemaal niet zijn. Ze keerde haar auto en reed dezelfde weg terug. Waar was ze verkeerd gereden?
Ze stopte bij een grote boerderij, waar een stel ganzen onbeschoft naar haar gakte en rondwaggelde, alsof zij de eigenaars waren. Maar Rona interesseerde zich niet voor de ganzen. Kende ze de boerderij? Het was zo'n karakteristieke hoeve dat ze zich niet voor kon stellen dat ze hem nog nooit eerder gezien had. Ze probeerde zich te herinneren aan welke weg deze kon liggen. Maar geen enkel aanknopingspunt kwam in haar op. Ze vervolgde de weg die nu met een bocht langs een rij afgetopte bomen liep. Een sloot, die een dikke meter lager dan de weg lag, leek op een lichtende pijl. Was dat de richting waarin ze moest rijden?
Een felle flits schoot opeens over het landschap en even later volgde een ver gerommel. De bomen die nog door de zon verlicht werden, leken onnatuurlijk groen tegen de zwarte achtergrond. Normaal kon ze genieten van deze natuurwisselingen, maar nu zag hel er sinister uit.
Toen de eerste regendruppels vielen deed ze haar ruitenwissers aan. Maar haar ruit was vettig en het zicht werd zo mogelijk nog slechter. Rona tuurde zo geconcentreerd dooide voorruit dat ze schrok van de plotselinge bliksemschicht die het landschap stotterend als een discolamp verlichtte. De klap volgde snel.
Waar was ze? Ze herkende echt niets. Ze dwaalde rond in haar eigen Zeeland. Reed ze wel in de goede richting, vroeg ze zich wanhopig af. Nu de zon totaal verdwenen was achter de dreigende lucht, kon ze niet eens meer bepalen of ze wel naar het zuiden reed. De verwarring in haar hoofd nam toe. Net alsof ze niet meer gestructureerd na kon denken. Alsof er watten in haar hoofd zaten die de prikkels van buitenaf dempten. Wat was er toch met haar aan de hand?