Tot haar opluchting vond Rona hel café zonder problemen. De lucht was enorm opgefrist door het onweer, hoewel de warmte nog steeds aanwezig was. Het fietstochtje had haar goed gedaan. Ze zag dat Frits opstond en naar haar toe kwam lopen, zijn hoofd als altijd tussen zijn schouders getrokken. Ze plantte haar omafiets tegen de lantaarnpaal, die de scherpe hoek van de weg markeerde en legde haar kettingslot eromheen.
'Ha, meisje,' begroette Frits haar enthousiast. 'Fijn dat je er bent.'
'Hoi, Frits. Ik had eerst niet veel zin, maar...' Ze worstelde om het sleuteltje uit het slot te krijgen.
'Nou, het is gezellig hoor, we zijn met een hele groep.'
Het sleuteltje schoot los.
'Hoe is het met je?' Ze keek hem aan en zag een reactie die ze niet had verwacht. Zijn bruine ogen, die normaal straalden, vertoonden opeens een pijnlijke trek. 'Gaat het wel goed met je?' Ze was opeens bezorgd.
'Het gaat wel. Weet je, Rona, ik mis mijn zoontje erg. Ik zie hem maar zo weinig.' Hij stopte even. Rona was van Frits gewend dat hij maar doorratelde, dus wist ze even niet hoe ze moest reageren. Maar net toen ze iets wilde zeggen, ging Frits verder. 'Ach, verder is de scheiding een goede beslissing geweest. Het kon echt niet meer. We maakten elkaar het leven zo zuur. Het geeft wel rust om daar weg te zijn. Soms een beetje te veel misschien. Het lijkt wel alsof mijn hoofd al die rust niet aankan. Er borrelt dan van alles van binnen en dat maakt me nerveus.'
Rona zweeg. Frits praatte niet veel over zijn scheiding. Misschien moest ze er vaker gericht naar vragen, praten gaf ook lucht. Maar door zijn opmerking over zijn nervositeit, wist ze weer wat ze aan Frits wilde vragen. Ze liet haar blik naar zijn onderarmen gaan. De zweertjes waren rood en open.
'Frits hoe gaat het verder? Ik bedoel met je gezondheid.' Ze knikte naar zijn armen.
'Goed,' antwoordde hij te snel. Hij deed zijn armen achter zijn rug.
'Hoe lang heb je die al?' negeerde ze zijn antwoord.
'Wat bedoel je?'
'Frits, er is iets vreemds aan de hand. Je bent niet de enige.' Ze vertelde van haar bezoek aan Line en haar zoon en over haar eigen problemen. Toen stelde ze de vraag opnieuw.
'Al een tijdje.' Frits leunde nu tegen de paal. 'Ik dacht dat ik me ergens aan opengehaald had. Maar deze krengen helen niet. Integendeel, ik lijk er steeds meer te krijgen. En wat het ergste is, ze jeuken als de ziekte.'
'Heb je enig idee hoe je eraan komt?'
'Nee, dat zeg ik toch,' antwoordde Frits kriegelig. 'Ik kan me ook helemaal niet herinneren dat ik me ergens aan bezeerd heb of zo.'
'Dat is het andere probleem,' zei Rona. 'En ik heb er ook last van. Mijn geheugen is zo slecht geworden. Ik ben bepaalde gedachten de volgende minuut helemaal kwijt. Mijn hersens werken niet goed meer. Ik kan me zelfs niet goed meer oriënteren. Ik ben vandaag totaal verdwaald.'
'Verdwaald? Maar je rijdt hier dagelijks rond. Hoe kun je dan in vredesnaam verdwalen?'Rona knikte. 'Daarom vind ik het ook zo beangstigend. Het is net alsof je stukken van je leven kwijt bent. Ook al is het zelfs nog maar kortgeleden gebeurd. Alsof je harde schijf vol zit of dat er automatisch informatie wordt gewist.'
'Een computervirus? Misschien moeten we naar de dokter.'
'Ben ik al geweest, ik heb een verwijzing naar een neuroloog.'
'Neuroloog?' De blik waarmee Frits haar aankeek gaf aan dat eindelijk de ernst van de situatie tot hem doordrong.
'Er is ergens iets in de lucht of zo dat ons ziek maakt,' bracht Rona haar angst eindelijk onder woorden.
'Maar hoe verklaar je dan die wondjes?' Frits leek te denken dat zij de wijsheid in pacht had.
'Ik heb geen idee. Maar ik moet erachteraan nu ik nog redelijk mijn gedachten op een rijtje kan houden. Hoewel...' Ze hield een notitieboekje omhoog. 'Hier loop ik nu al mee rond, als een demente bejaarde.' Ze sloeg het open om haar aantekeningen te laten zien. 'Oh ja, wat wilden jullie me nu zo nodig vertellen?'
'Oh, dat zou ik bijna vergeten. Ruud heeft vanmorgen gebeld. Er zijn de laatste dagen langs de dijken van de Oosterschelde veel dode vissen gevonden. Hij klonk nogal ongerust.' Frits stopte abrupt en keek haar aan. 'Zou dat ook...?'
Rona haalde haar schouders op. 'Misschien worden we nu wel erg paranoïde. Dat komt wel vaker voor. Het is al weken erg warm weer. Het water is daardoor natuurlijk ook veel warmer dan normaal en dan heb je natuurlijk kans dat er veel minder zuurstof in het water aanwezig is. En daar kunnen vissen nou eenmaal niet zo goed tegen. Kom, laten we maar bij de anderen gaan zitten. Zeg voorlopig maar niets tegen Beer. Hij maakt zich toch al zorgen over me.' Ze stak haar arm door die van Frits, waarna ze in de richting van het terras liepen.