1
Cleon onderdrukte een geeuwtje en zei: 'Demerzel, heb je weleens gehoord van een man genaamd Hari Seldon?'
Cleon was iets meer dan tien jaar geleden tot Keizer gekroond en hij kon er bij plechtige gelegenheden, gehuld in de gebruikelijke gewaden en met alle Keizerlijke attributen die daarbij hoorden, bepaald statig uitzien. Zoals bijvoorbeeld in de driedimensionale afbeelding in de nis achter hem. Deze was zo geplaatst, dat hij duidelijk boven de andere nissen uitstak waarin de holografische afbeeldingen van zijn voorvaders stonden.
Het hologram was niet helemaal waarheidsgetrouw. Het haar van Cleon was weliswaar lichtbruin, maar in werkelijkheid was het niet zo vol als op de afbeelding. Zijn gezicht vertoonde in het echt een zekere asymmetrie, want de linkerkant van zijn bovenlip trok iets hoger op dan de rechter en ook dat was in het hologram op de een of andere manier niet goed te zien. En als hij naast het hologram was gaan staan, zou te zien zijn geweest dat hij twee centimeter korter was dan de een meter drieëntachtig van de afbeelding - en misschien wat corpulenter.
Akkoord, het hologram was het officiële staatsieportret ter ere van zijn kroning en hij was toen een stuk jonger. Bovendien zag hij er nog steeds jong uit en knap was hij ook. Als hij niet in de genadeloze greep van een officiële ceremonie was, had zijn gezicht iets goedmoedigs.
Met de toon van respect die hij zich zo goed had aangeleerd, antwoordde Demerzel: 'Hari Seldon? De naam klinkt me bekend in de oren, sire. Moet ik hem kennen?'
'De minister van Wetenschap had het gisteravond over hem. Ik dacht dat je hem misschien kende.'
Demerzel fronste zijn wenkbrauwen licht, heel licht maar, want zoiets doet men niet in aanwezigheid van de Keizer. 'De minister van Wetenschap, sire, had daar met mij over moeten praten. Ik ben de stafchef. Als u van alle kanten lastiggevallen wordt...'
Cleon hief zijn hand op en Demerzel hield meteen zijn mond. 'Alsjeblieft, Demerzel, we kunnen ons niet altijd aan de regels houden. Toen ik de minister op de receptie tegenkwam en met hem aan de praat raakte, barstte hij los in een complete waterval van woorden. Ik móest wel naar hem luisteren en daar was ik achteraf niet rouwig om, want het was interessant.'
'Interessant in welk opzicht, sire?'
'Dat zal ik je vertellen. De tijden zijn voorbij dat wiskunde en wetenschap dè grote mode waren. Op de een of andere manier is dat allemaal weggeëbd, misschien door alle ontdekkingen die er gedaan zijn, denk je niet? Maar blijkbaar kunnen er nog steeds interessante dingen gebeuren. Ik heb me tenminste laten vertellen dat het interessant was.'
'Door de minister van Wetenschap, sire?'
'Ja. Hij zei dat die Hari Seldon een congres van mathematici had bijgewoond dat hier in Trantor werd gehouden - om de een of andere reden is er om de tien jaar zo'n congres - en hij zei dat hij had bewezen dat de toekomst mathematisch voorspeld kan worden.'
Demerzel stond zichzelf een klein glimlachje toe. 'Of de minister van Wetenschap - een weinig scherpzinnige man - of die mathematicus vergist zich. Echt, het voorspellen van de toekomst is een kinderlijke droomfantasie.'
'Denk je, Demerzel? Mensen geloven in zulke dingen.'
'Mensen geloven zoveel, sire.'
'Maar ze geloven in zulke dingen. Het doet er dan ook niet toe of de toekomstvoorspelling juist is of niet. Als een mathematicus zou voorspellen dat onder mijn regering iedereen gelukkig zou zijn, dat het een lange tijd van vrede en voorspoed zou zijn... zou dat niet mooi zijn?'
'Het zou prettig zijn om te horen, zeker, maar wat zouden we eraan hebben, sire?'
'Als mensen erin geloven gaan ze zich ernaar gedragen. Heel wat voorspellingen zijn uitgekomen alleen maar doordat men erin geloofde. Dat gebeurt zo vaak. Nu ik het er trouwens over heb, je hebt me dat zelf een keer uitgelegd.'
Demerzel zei: 'Dat is zo, sire.' Hij bekeek de Keizer nauwgezet, als om te zien hoe zijn woorden vielen. 'Maar toch, als het waar is, dan maakt het niet uit wie de voorspelling doet.'
'Niet iedereen wordt even grif geloofd, Demerzel. Maar een mathematicus die zijn voorspelling met wiskundige formules en terminologie zou kunnen onderbouwen, zou weleens door niemand begrepen, maar wel door iedereen geloofd kunnen worden.'
Demerzel zei: 'Zoals gewoonlijk, sire, zegt u heel verstandige dingen. We leven in roerige tijden en het zou de moeite waard zijn als we de rust konden herstellen zonder dat dat geld kostte of dat het leger eraan te pas moest komen - want dat heeft in de jaren die achter ons liggen weinig goeds gedaan en veel kwaad.'
'Precies, Demerzel,' zei de Keizer opgewonden. 'Laat die Hari Seldon maar opdraven. Jij vertelt me altijd dat je met onzichtbare draden verbonden bent met ieder stukje van onze turbulente wereld. Trek eens aan een van die draden en laat die mathematicus hier komen. Regel maar een ontmoeting.'
'Dat zal ik doen, sire,' zei Demerzel, die Seldon al had opgespoord en zich voornam de minister van Wetenschap een compliment te maken voor wat hij gedaan had.