73
Raych kwam binnen. Hij keek om zich heen, duidelijk bedreigd. De wijsvinger van zijn rechterhand ging naar zijn bovenlip, alsof hij zich afvroeg wanneer hij de eerste donzige haartjes kon verwachten.
Hij wendde zich tot de duidelijk woedende meesteres Tisalver en boog onhandig. 'Dank u wel, meesteres. Mooi huis heb u.'
Toen, terwijl de deur achter hem dichtsloeg, wendde hij zich met het air van een echte kenner tot Seldon en Dors. 'Geen gek huis, lui.'
'Ik ben blij dat het je bevalt,' zei Seldon ernstig. 'Hoe wist je dat we hier te vinden waren?'
'Gewoon gevolg. Wat dachie dan? Hee, dame' - hij wendde zich tot Dors - 'jij vecht nie as een dame.'
'Heb je veel dames zien vechten?' vroeg Dors geamuseerd.
Raych wreef zijn neus. 'Nee, nog nooit vamme leve. Ze hebbe geen messe, alleen kleintjes om kindere mee bang te make. Daar ben ik nooit bang van geweest.'
'Nee, dat zal best. Wat heb je dan gedaan dat die dames een mes trokken?'
'Niks. Gewoon een beetje keet trappe. Je roept: "Hee, dame, laa mij eens...'"
Hij dacht even na en zei: 'Niks.'
'Bij mij hoef je niks te proberen,' zei Dors.
'Ben je gek? Na wat je Marron heb geflik? Hee, dame, waar hebbie zo lere vechte?'
'Op mijn eigen wereld.'
'Ken je mij dat ook lere?'
'Ben je daarvoor hier gekomen?'
'Eigelijk niet. Ik ben hier om een soort boodschap over te brenge.'
'Van iemand die met me wil vechten?'
'Niemand wil met je vechte, dame. Luister es, dame, je heb een reputatie gekrege. Iedereen ken jou. Je ken gewoon overal in Billibotton rondlope en iedereen gaat aan de kant om je langs te late en te grinnike en ze zulle wel uitkijke om je boos aan te kijke. O, dame, je heb het helemaal gemaak. Daarom wil hij je ook zien.'
'Raych,' zei Seldon, 'over wie heb je het precies?'
'Vent met de naam Davan.'
'En wie is dat?'
'Gewoon een of andere vent. Hij woont in Billibotton en heb geen mes.'
'En hij overleeft het, Raych?'
'Hij lees veel en help de mensen as ze probleme met de regering krijge. Ze late hem gewoon met rus. Hij heb geen mes nodig.'
'Waarom komt hij dan zelf niet?' vroeg Dors. 'Waarom stuurt hij jou?'
'Hij houdt niet van deze buurt. Hij zegt dat ie d'r ziek van wordt. Hij zegt dat alle mensen hier werke voor het minesterie van kontli...' Hij zweeg, keek twijfelend naar de twee Buitenwerelders en zei: 'In elk geval, hij wil hier niet naar toe. Hij zei dat ze mij niks zouwe doen omdat ik nog maar klein ben.' Hij grinnikte. 'En toch woude ze me d'r eerst niet eens in late, of wel? Die dame daar die kijkt as of ze iets ruikt?'
Hij hield opeens beteuterd zijn mond en bekeek zichzelf. 'Je krijgt weinig kans om je te wasse waar ik vandaan kom.'
'Het is wel goed,' zei Dors glimlachend. 'Waar moeten we elkaar dan ontmoeten als hij hier niet wil komen? Tenslotte - ik hoop dat je het niet erg vindt - hebben we weinig zin om naar Billibotton te gaan.'
'Ik heb toch gezegd,' zei Raych verontwaardigd, 'dat je overal terech ken in Billibotton. Ik zweer 't. Bovendien, waar hij woont zal niemand jullie lastigvalle.'
'Waar is dat?' vroeg Seldon.
'Ik kan jullie d'r naar toe brenge. Het is niet ver.'
'En waarom wil hij ons ontmoeten?' vroeg Dors.
'Weet ik veel. Maar hij zegt zoiets - ' Raych kneep zijn ogen halfdicht van de inspanning die het hem kostte om zich de woorden weer voor de geest te roepen. '"Zeg tegen ze dat ik de man wil zien die met een Dahlitische hittepoeler heeft gepraat als met een mens, en de vrouw die Marron versloeg met messen en hem niet heeft gedood terwijl dat makkelijk kon." Ik geloof dat dat het was.'
Seldon glimlachte. 'Dat zal het inderdaad wel geweest zijn. Is hij klaar om ons te ontvangen?'
'Hij wacht.'
'Dan zullen we met je meekomen.' Hij keek Dors aan met iets van twijfel in zijn blik.
'Prima,' zei Dors. 'Ik ben er klaar voor. Misschien is het geen hinderlaag. Waar hoop is...'