52

Seldons ogen schoten kort naar rechts. De man die daar zat was aan de magere kant en zag er behoorlijk oud uit. Hij had donkerbruine ogen en een donkere gelaatskleur. Seldon wist zeker dat hij zwart haar gehad zou hebben als hij niet onthaard was geweest.

Hij keek weer recht voor zich uit en dacht na. Deze Broeder was geen typische Mycogener. De paar Broeders die hij echt goed bekeken had, waren allemaal nogal lang, hadden een lichte huid en blauwe of grijze ogen. Uiteraard had hij er niet genoeg gezien om er een bepaalde regel uit te halen.

Opeens voelde hij een lichte aanraking bij de rechtermouw van zijn mantel. Seldon draaide zich aarzelend om en zag een kaartje waarop met vlotte hand geschreven stond: VOORZICHTIG, STAMVERWANT!

Seldon schrok en bracht automatisch zijn hand naar het huidkapje op zijn hoofd. De man naast hem vormde zwijgend een woord met zijn mond: 'Haar.'

Seldons hand vond waar het om ging, een paar korte haartjes bij zijn slaap. Hij moest het kapje per ongeluk verschoven hebben. Snel en zo onopvallend mogelijk trok hij aan het huidkapje en streek toen even over zijn hoofd om te voelen of alles weer bedekt was.

Hij draaide zich naar zijn buurman aan de rechterkant, knikte nauwelijks merkbaar en vormde met zijn mond de woorden: 'Dank u.'

Zijn buurman glimlachte en zei op normale spreektoon: 'Op weg naar het Sacratorium?'

Seldon knikte. 'Inderdaad.'

'Logisch. Ik ook. Zullen we samen uitstappen?' Zijn glimlach was vriendelijk.

'Ik ben met mijn... mijn...'

'Met uw vrouw. Natuurlijk. Met zijn drieën dan?'

Seldon wist niet goed hoe hij moest reageren. Een snelle blik de andere kant op leerde hem dat Dors recht voor zich uit zat te kijken. Ze toonde geen belangstelling in mannelijke conversatie... zoals het een Zuster betaamde. Maar hij voelde een zacht klopje op zijn linkerknie, dat hij uitlegde (al was daar misschien weinig aanleiding toe) als: 'Het is goed.'

Zijn normale beleefdheid gaf de doorslag en hij zei: 'Natuurlijk.'

Er werd verder niet gesproken totdat het paneel voor hen aangaf dat ze zo zouden aankomen bij het Sacratorium en Seldons Mycogener vriend stond op om uit te stappen.

De gravibus reed met een grote boog om het terrein van het Sacratorium heen en bijna iedereen stapte uit toen de bus tot stilstand was gekomen. De mannen eerst, de vrouwen er achteraan.

De stem van de Mycogener kraakte een beetje van ouderdom, maar klonk vrolijk. 'Het is nog een beetje vroeg om te lunchen, mijn... vrienden,' zei hij, 'maar geloof me maar als ik zeg dat in korte tijd alles bomvol zit. Wilt u nu misschien iets eenvoudigs kopen en het buiten opeten? Ik ben hier goed bekend en weet een prima plekje.'

Seldon vroeg zich af of dit een truc was om onschuldige stamverwanten naar een zaak met een slechte naam te lokken of ze geld uit de zak te kloppen, maar hij besloot het erop te wagen.

'Dat is erg aardig van u,' zei hij. 'Wij zijn hier totaal niet bekend, dus we zullen graag met u meelopen.'

Ze kochten de lunch - broodjes en een drankje dat op melk leek - bij een openluchtkraampje. Aangezien het een prachtige dag was en zij bezoekers waren, zei de oude Mycogener, zouden ze naar het terrein van het Sacratorium gaan en buiten hun lunch opeten, zodat ze hun omgeving beter zouden kunnen bekijken.

Tijdens hun wandeling, met de lunch in de hand, merkte Seldon op dat het Sacratorium, zij het op veel kleinere schaal, leek op het Keizerlijke Paleis en dat het terrein eromheen, ook op veel kleinere schaal, op de Keizerlijke gronden leek. Hij kon zich nauwelijks voorstellen dat de Mycogeners het Keizerlijke instituut bewonderden, zelfs niet dat ze iets anders konden voelen dan haat en afkeer, maar kennelijk was de culturele aantrekkingskracht onweerstaanbaar.

'Het is schitterend,' zei de Mycogener met onverholen trots.

'Inderdaad,' zei Seldon. 'Het blinkt mooi in het daglicht.'

'Het terrein eromheen is gebouwd als imitatie van de regeringsgronden op onze Wereld van de Dageraad... een imitatie in het klein, wel te verstaan.'

'Heeft u ooit het terrein rond het Keizerlijke Paleis gezien?' vroeg Seldon voorzichtig.

De Mycogener begreep waar die vraag vandaan kwam en leek zich er niets van aan te trekken. 'Zij hebben ook geprobeerd om de Wereld van de Dageraad na te bootsen.'

Seldon twijfelde daar ten zeerste aan, maar hij zei niets.

Ze kwamen bij een halfronde bank van een wit, steenachtig materiaal, die schitterde in het licht als het Sacratorium zelf.

'Goed zo,' zei de Mycogener en zijn donkere ogen straalden van plezier. 'Niemand heeft mijn plaatsje ingepikt. Ik noem het alleen maar zo omdat het mijn favoriete bank hier is. Het biedt een prachtig uitzicht op de zijmuur van het Sacratorium achter de bomen. Gaat u zitten. Het is niet koud, dat kan ik u verzekeren. En uw metgezellin. Zij mag ook gaan zitten. Ze is een stamverwante, dat heb ik gezien, en heeft andere gewoonten. Ze... ze mag praten als ze dat wil.'

Dors keek hem strak aan en ging zitten.

Seldon besefte dat ze misschien nog wel even aan het gezelschap van de oude man vastzaten. Hij stak zijn hand uit en zei: 'Ik ben Hari en mijn vrouwelijke metgezel is Dors. We hebben helaas geen nummers.'

'Ieder het zijne... of het hare,' zei de man hartelijk. 'Ik ben Mycelium Tweeënzeventig. We vormen een grote cohort.'

'Mycelium?' vroeg Seldon na een lichte aarzeling.

'U kijkt of mijn naam u verrast,' zei Mycelium. 'Ik neem aan dat u alleen nog maar leden van Oudere families ontmoet hebt. Namen als Wolk en Zonneschijn en Sterrenlicht... astronomische namen.'

'Ik moet toegeven...' begon Seldon.

'Welnu, dan ontmoet u nu iemand van minder goede komaf. Wij halen onze namen uit de grond en uit onze microcultuur. Heel fatsoenlijk, hoor.'

'Dat geloof ik graag,' zei Seldon, 'en nogmaals dank voor uw hulp bij mijn... probleem in de gravibus.'

'Luister,' zei Mycelium Tweeënzeventig, 'ik heb u een heleboel moeilijkheden bespaard. Als een Zuster u gezien had voor ik u zag, zou ze ongetwijfeld zijn gaan gillen en de dichtstbijzittende Broeders hadden u uit de bus gegooid... misschien zelfs zonder te wachten tot de bus stilstond.'

Dors leunde voorover en keek voor Seldon langs. 'Hoe komt het dat u dat niet deed?'

'Ik? Ik koester geen haat jegens stamverwanten. Ik ben geleerde.'

'Een geleerde?'

'De eerste in mijn cohort. Ik zat op de Sacratoriumschool en deed het heel goed. Ik ben afgestudeerd in de oude letterkunde en de oude geschiedenis en heb een pasje waarmee ik de stambibliotheek kan binnengaan, waar ze boekfilms en boeken van stamverwanten hebben. Ik kan elke boekfilm bekijken en elk boek lezen dat ik wil. We hebben zelfs een volkomen geautomatiseerde handbibliotheek en daar kan ik ook terecht. Dat soort dingen verruimt je blikveld. Ik kan wel tegen een beetje haar. Ik heb heel wat foto's gezien van mannen met haar. En ook vrouwen.' Hij wierp een korte blik op Dors.

Ze aten even in stilte en toen zei Seldon: 'Ik zie dat iedere Broeder die het Sacratorium binnengaat of er weer uitkomt een rode sjerp draagt.'

'O ja,' zei Mycelium Tweeënzeventig. 'Over de linkerschouder en rond de rechterkant van het middel... meestal heel fantasierijk afgewerkt.'

'Waarom is dat?'

'Het heet een "obiah". Het symboliseert de vreugde die men voelt bij het binnengaan van het Sacratorium en het bloed dat men ervoor zou plengen om het te behouden.'

'Bloed?' vroeg Dors. Ze fronste.

'Gewoon een symbool. Ik heb nog nooit gehoord dat iemand er bloed voor geplengd heeft. En veel vreugde is er trouwens ook niet. Het komt meestal neer op klagen en rouwen en in het stof kruipen voor de Verloren Wereld.' Hij begon zacht te praten. 'Heel dwaas allemaal.'

'Bent u dan geen... geen gelovige?' vroeg Dors.

'Ik ben een wetenschapsman,' zei Mycelium trots. Zijn gezicht plooide zich in een grijns en even zag hij er nog ouder uit dan gewoon. Seldon vroeg zich af hoe oud de man was. Een paar eeuwen...? Nee, dat idee hadden ze al van zich afgeschud. Dat kon niet, maar toch...

'Hoe oud bent u?' vroeg Seldon in een opwelling.

Mycelium Tweeënzeventig leek geen aanstoot te nemen aan de vraag en aarzelde ook geen moment met zijn antwoord: 'Zevenenzestig.'

Seldon moest het weten. 'Ik heb me laten vertellen dat de Mycogeners geloven dat in de oertijd iedereen een paar eeuwen oud werd.'

Mycelium Tweeënzeventig keek Seldon olijk aan. 'Hoe bent u daar nu achter gekomen? Iemand moet zijn mond voorbijgepraat hebben... maar het is waar. Dat geloof bestaat. Alleen de naïevere mensen geloven het, maar de Ouderen moedigen het aan omdat het onze superioriteit aantoont. Het is een feit dat onze levensverwachting hoger is dan elders omdat we ons beter voeden, maar zelfs mensen die een eeuw leven zijn een uitzondering.'

'Ik neem aan dat u de Mycogeners niet superieur vindt,' zei Seldon.

'Er is niets verkeerd aan de Mycogeners,' zei Mycelium Tweeënzeventig. 'Ze zijn zeker niet inferieur. Maar het is mijn overtuiging dat alle mensen gelijk zijn... zelfs vrouwen,' voegde hij er met een zijwaartse blik op Dors aan toe.

'Er zullen wel niet veel Mycogeners zijn die dat met u eens zijn,' veronderstelde Seldon.

'En ook niet veel stamverwanten,' zei Mycelium Tweeënzeventig licht verbolgen. 'Maar ik geloof het. Een wetenschapper kan niet anders. Ik heb alle grote literaire werken van stamverwanten bekeken en zelfs gelezen. Ik begrijp uw cultuur. Ik heb er artikelen over geschreven. Ik kan hier net zo gemakkelijk met u zitten alsof u... ons was.'

'U klinkt nogal trots dat u de manier van leven van de stamverwanten kent,' zei Dors op tamelijk scherpe toon. 'Heeft u ooit buiten de Mycogener grenzen rondgereisd?'

Mycelium Tweeënzeventig leek een eindje bij hen weg te schuiven. 'Nee.'

'Waarom niet? U zou ons beter leren kennen.'

'Ik zou me niet prettig voelen. Ik zou een pruik moeten dragen. Ik zou me doodschamen.'

'Hoezo een pruik?' zei Dors. 'U zou best kaal kunnen gaan.'

'Nee,' zei Mycelium Tweeënzeventig, 'ik wil daar niet als de eerste de beste halve gare rondlopen. Ik zou slecht behandeld worden door alle harigen.'

'Slecht behandeld? Waarom?' vroeg Dors. 'Er lopen heel wat mensen met kale hoofden rond op Trantor en op iedere andere wereld. Dat is heel natuurlijk.'

'Mijn vader is helemaal kaal,' zuchtte Seldon, 'en ik neem aan dat ik ook nog weleens kaal zal worden. Mijn haar is niet zo dik meer.'

'Dat is iets anders,' zei Mycelium Tweeënzeventig. 'Jullie hebben altijd nog haren langs de rand en boven de ogen. Ik bedoel kaal... totaal haarloos.'

'Over uw hele lichaam?' vroeg Dors belangstellend.

En nu keek Mycelium Tweeënzeventig beledigd en zei niets.

Seldon wilde het gesprek gauw weer op het goede spoor zetten en zei: 'Vertel me eens, Mycelium Tweeënzeventig, kunnen stamverwanten het Sacratorium betreden als toeschouwer?'

Mycelium Tweeënzeventig schudde krachtig zijn hoofd. 'Nooit. Het is alleen maar voor de Zonen van de Dageraad.'

'Alleen de Zonen?' vroeg Dors.

Mycelium Tweeënzeventig leek even geschokt, maar zei toen vergoelijkend: 'Nou ja, jullie zijn stamverwanten. Dochters van de Dageraad mogen alleen op bepaalde dagen en tijden naar binnen. Zo is dat nu eenmaal. Ik zeg niet dat ik het daar mee eens ben. Als het aan mij lag zou ik zeggen: "Ga maar naar binnen. Vermaak je, voorzover mogelijk althans." Liever jullie dan ik, om eerlijk te zijn.'

'Gaat u nooit naar binnen?'

'Toen ik nog jong was, namen mijn ouders me mee, maar...' - hij schudde zijn hoofd - 'er waren alleen maar mensen die naar het Boek staarden en eruit voorlazen, al zuchtend en jammerend over de oude tijden. Het is heel deprimerend. Je mag niet met elkaar praten. Je mag niet lachen. Je mag niet eens naar elkaar kijken. Je mag alleen maar aan de Verloren Wereld denken. Aan niets anders.' Hij maakte een afwerend gebaar. 'Niets voor mij. Ik ben wetenschapsman en ik wil dat de hele wereld voor mij opengaat.'

'Prima,' zei Seldon. 'Zo denken wij er ook over. Wij zijn ook wetenschapsmensen, Dors en ik.'

'Dat weet ik,' zei Mycelium Tweeënzeventig.

'Weet u dat? Hoe weet u dat?'

'Dat moet u wel zijn. De enige stamverwanten die in Mycogen worden toegelaten, zijn Keizerlijke beambten en diplomaten, belangrijke handelaren en wetenschapsmensen... en op mij maakt u een wetenschappelijke indruk. Daarom was ik in u geïnteresseerd. Geleerden onder elkaar.' Hij glimlachte vergenoegd.

'Dat zijn we. Ik ben wiskundige. Dors is geschiedkundige. En u?'

'Mijn specialisme is... cultuur. Ik heb alle grote literaire werken van de stamverwanten gelezen: Lissauer, Mentone, Novigor...'

'En wij hebben de grote werken van uw volk gelezen. Ik heb het Boek bijvoorbeeld gelezen... Over de Verloren Wereld.'

Mycelium Tweeënzeventig liet van verbazing zijn mond openvallen. Zijn olijfkleurige tint leek te verbleken. 'Het Boek? Hoe dan? Waar?'

'Op onze Universiteit hebben we er exemplaren van, die we mogen lezen als we daar toestemming voor hebben.'

'Exemplaren van het Boek?'

'Ja.'

'Ik vraag me af of de Ouderen dat weten.'

'En ik heb ook over robots gelezen,' zei Seldon.

'Robots?'

'Ja. Daarom zou ik ook graag een kijkje nemen in het Sacratorium. Ik zou graag de robot eens zien.' (Dors trapte zacht tegen zijn enkel aan, maar Seldon negeerde haar.)

Mycelium Tweeënzeventig had het er niet gemakkelijk mee. 'Ik geloof niet in zulke dingen. Geleerden doen dat niet.' Maar hij keek om zich heen alsof hij bang was dat iemand hem zou afluisteren.

'Ik heb gelezen dat er nog steeds een robot bestaat in het Sacratorium,' zei Seldon.

'Over zulke onzin wil ik niet praten,' zei Mycelium Tweeenzeventig.

Seldon hield vol. 'Waar zou het zijn als het inderdaad in het Sacratorium zat?'

'Zelfs al was er één, ik zou het u niet kunnen zeggen. Ik ben er na mijn kindertijd nooit meer binnen geweest.'

'Weet u ook niet of er een bijzondere plaats was, een verborgen ruimte?'

'Er is het arendsnest van de Ouderen. Daar komen alleen Ouderen, maar daar is niets.'

'Bent u daar ooit geweest?'

'Nee, natuurlijk niet.'

'Hoe weet u dat dan?'

'Ik weet niet dat er geen granaatappelboom staat. Ik weet niet dat er geen laserkanon staat. Ik weet niet dat er wat dan ook niet staat, een miljoen dingen. Dat ik niet weet dat die dingen daar niet te vinden zijn, betekent nog niet dat ze er wèl te vinden zijn.'

Even had Seldon niets meer te zeggen.

Een glimlach brak door op het bezorgde gezicht van Mycelium Tweeënzeventig. 'Zo redeneren geleerden,' zei hij. 'Ik ben niet zo makkelijk te vangen, hoor. Evengoed zou ik u niet aanraden om te proberen het arendsnest binnen te komen. Ik denk niet dat jullie het prettig zouden vinden wat er gebeurde als jullie daar betrapt werden - Goed. Ik wens jullie het beste van de Dageraad.' En hij stond plotseling op, zonder waarschuwing, en ging er haastig vandoor.

Seldon keek hem lichtelijk verbaasd na. 'Waarom zou hij zich zo snel uit de voeten maken?'

'Ik denk,' zei Dors, 'omdat er iemand aankomt.'

En er kwam iemand aan. Een lange man in een met zorg afgewerkte witte mantel, met een nog uitbundiger geborduurde, licht glimmende rode sjerp, kwam statig op hen af. Hij was duidelijk een autoriteit en nog duidelijker zeer ontstemd.

Prelude op de Foundation
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml