VLUCHT
TRANTOR -... De regeringszetel van het Eerste Galactische Imperium... Onder Cleon I beleefde Trantor zijn nadagen, al had het er alle schijn van dat die jaren een hoogtepunt vormden. Het landoppervlak van 200 miljoen vierkante kilometer was geheel overkoepeld (afgezien van de omgeving rond het Keizerlijke Paleis) en herbergde een immense stad die zich ook ondergronds en zelfs onder de oceanen uitstrekte. Er woonden 40 miljard mensen en hoewel de tekenen talrijk waren (en achteraf bekeken duidelijk zichtbaar) dat de problemen zich opstapelden, dachten de bewoners van Trantor ongetwijfeld dat ze in de Eeuwige Wereld van de legende leefden en verwachtte niemand dat het ooit...
ENCYCLOPEDIA GALACTICA
6
Seldon keek op. Er stond een jongeman voor hem die glimlachend, maar met een blik vol verachting op hem neerkeek. Naast hem stond een andere jongeman - iets jonger misschien. Het waren grote kerels en ze zagen er sterk uit.
Ze waren gekleed naar de laatste mode van Trantor, zag Seldon. Flink vloekende kleuren, brede, met franje versierde riemen, ronde hoeden met brede randen waarvan roze linten in hun nek afhingen.
Seldon vond het wel amusant en hij glimlachte. 'Wat valt er te lachen, landloper?' snauwde de jongeman pal voor hem.
Seldon negeerde de toon waarop dit gezegd was en zei vriendelijk: 'Neemt u mij niet kwalijk dat ik even moest glimlachen. Ik vond uw kleding zo grappig.'
'O ja? Vind je dat? En wat heb jij dan wel niet aan? Heb je dat van de vuilnisbelt gejat?' Hij trok aan de kraag van het bruine jasje - schandelijk donker en saai, vond Seldon, vergeleken bij de luchtige en vrolijke kleren van de twee jongelui.
'Dit zijn helaas mijn Buitenwereldse kleren,' zei Seldon. 'Iets anders heb ik niet.'
Vanuit zijn ooghoeken zag hij dat de weinige andere mensen in het kleine park opstonden en wegwandelden. Het leek wel of ze moeilijkheden verwachtten waar ze liever niets mee te maken wilden hebben. Seldon vroeg zich af of Hummin, zijn nieuwe vriend, er ook vandoor zou gaan, maar het leek hem beter de jongeman aan te blijven kijken. Hij leunde onwillekeurig wat achterover in zijn stoel.
'Dus je bent niet van hier?'
'Nee, dat klopt. Vandaar mijn kleren.'
'Vandaar? Wat is dat voor raar woord? Is dat Buitenwerelds?'
'Ik bedoelde dat daarom mijn kleren een beetje gek lijken. Ik ben hier op bezoek.'
'Van welke planeet?'
'Helicon.'
De jongeman fronste zijn voorhoofd. 'Nooit van gehoord.'
'Het is ook niet zo'n grote planeet.'
'Waarom ga je niet terug?'
'Ben ik ook van plan. Morgen vertrek ik.'
'Morgen? Niks ervan! Je gaat nú terug!'
De jongeman keek naar zijn kornuit. Seldon volgde de Mik en zag nog net dat Hummin was blijven zitten. Die was hem dus niet gesmeerd. Behalve Hummin en de twee jongens was er verder niemand meer.
'Ik was eigenlijk van plan om vandaag wat toeristische attracties te bekijken,' zei Seldon.
'Dan heb je pech gehad. Je gaat nu naar huis.'
Seldon glimlachte weer. 'Sorry, maar ik ga morgen pas.'
De jongeman richtte zich tot zijn partner. 'Wat vind je van die kleren, Marbie?'
Marbie deed nu ook een duit in het zakje. 'Om van te kotsen. Mijn maag raakt van streek.'
'We kunnen deze figuur niet zomaar laten rondlopen en braakneigingen veroorzaken, Marbie. Dat is niet goed voor de volksgezondheid.'
'Nee, Alem, dat kunnen we inderdaad niet maken,' zei Marbie.
Alem grinnikte. 'Zo. Je hebt zeker wel gehoord wat Marbie zei.'
Nu deed Hummin een duit in het zakje. 'Zeg, jullie tweeën,' zei hij, Alem, Marbie, of hoe je ook mag heten. Jullie hebben je lolletje gehad. Ga nu maar ergens anders spelen.'
Alem, die half over Seldon gebogen stond, ging rechtop staan en draaide zich om. 'Wie ben jij?'
'Dat gaat je niets aan,' beet Hummin hem toe.
'Kom je ook van Trantor?' vroeg Alem.
'Heb je óók niks mee te maken.'
Alem fronste zijn wenkbrauwen. 'Je ziet eruit als een Trantoriaan. We hebben geen interesse voor jou, dus bemoei je d'r verder niet mee.'
'Ik blijf hier. Dat betekent dat ook wij met zijn tweeën zijn. Twee tegen twee lijkt me niet jullie favoriete manier van vechten. Waarom loop je niet door en haal je niet een paar vrienden op om twee mensen aan te pakken?'
'Ik denk echt dat je beter weg kunt gaan, Hummin,' zei Seldon. 'Ik vind het heel aardig dat je me wilt beschermen, maar ik wil niet dat je door mij in de problemen komt.'
'Deze twee zijn niet gevaarlijk, Seldon. Het zijn gewoon twee halfbakken lakeien.'
'Lakeien!' Alem reageerde als door een wesp gestoken. Zijn woede deed Seldon vermoeden dat het woord op Trantor een veel erger scheldwoord was dan op Helicon.
'Hier, Marbie,' gromde Alem. 'Pak jij die andere lul-de-lakei, dan zal ik deze Seldon eens een lesje leren. Hem moeten we hebben. Nou...'
Hij greep Seldon beet bij de revers van zijn jasje en trok hem overeind. Seldon duwde hem instinctief van zich af. Zijn stoel wankelde. Hij pakte de handen van zijn belager, zijn voet ging omhoog, zijn stoel viel op de grond.
Op de een of andere manier vloog Alem over hem heen, draaide rond in de lucht en smakte achter Seldon keihard op zijn rug neer.
Seldon draaide zich om en keek neer op Alem, keek toen snel opzij naar Marbie.
Alem lag bewegingloos op de grond, zijn gezicht vertrokken van de pijn. Hij had twee behoorlijk gekneusde duimen, een gruwelijke pijn in zijn liezen en een ruggengraat die een flinke opdonder had gekregen.
Hummin had intussen met zijn linkerhand Marbie in zijn nek gegrepen en met de rechterhand Marbie's rechterarm op zijn rug gedraaid. Marbie was vuurrood en hij hapte naar adem. Een mes, een klein, blinkend laserapparaatje in het lemmet lag naast ze op de grond.
Hummin verlichtte zijn greep op Marbie en zei, een beetje bezorgd: 'Je hebt die vent behoorlijk pijn gedaan.'
'Ik vrees van wel, ja,' zei Seldon. 'Hij had z'n nek wel kunnen breken als hij anders was terechtgekomen.'
'Wat voor mathematicus ben jij eigenlijk?' vroeg Hummin.
'Een Helicoonse.' Hij bukte om het mes op te rapen en bekeek het eens goed. 'Walgelijk. En dodelijk.'
Hummin zei: 'Een gewoon lemmet zonder bekrachtiger zou meer dan voldoende zijn... We moeten deze twee heren maar laten lopen. Ik betwijfel of ze zin hebben in een tweede ronde.'
Hij liet Marbie los, die eerst zijn schouder wreef en vervolgens zijn nek. Hij was nog steeds buiten adem en bekeek de beide mannen vol haat.
Op scherpe toon zei Hummin: 'Jullie kunnen beter maken dat je wegkomt. Anders moeten we jullie aangeven wegens bedreiging en poging tot moord. Het mes kan zeker op jullie teruggevoerd worden.'
Seldon en Hummin keken toe hoe Marbie Alem overeind hielp en hem ondersteunde terwijl ze wegliepen. Alem liep krom van de pijn. Ze keken nog een of twee keer om, maar Seldon en Hummin keken ijskoud terug.
Seldon stak zijn hand uit. 'Hoe kan ik je bedanken voor hulp aan een vreemdeling tegen twee zulke belagers? Ik betwijfel ten zeerste of ik ze alleen aan had gekund.'
Hummin wuifde de woorden van Seldon weg. 'Ik was niet bang voor ze. Het waren gewoon twee oproerkraaiende lakeien. Het enige dat ik hoefde te doen was ze te grazen nemen - samen met jou natuurlijk.'
'Je had die andere inderdaad goed te grazen,' zei Seldon.
Hummin haalde zijn schouders op. 'Anders jij wel.' Toen, zonder van toon te veranderen, voegde hij eraan toe: 'Kom op, we kunnen hier beter weg wezen. We verspillen tijd.'
'Waarom moeten we weg wezen?' vroeg Seldon. 'Ben je bang dat ze weer terug komen?'
'Die twee komen van hun leven niet meer terug. Maar een van de helden die zo snel verdwenen waren omdat ze zich zo graag een vervelend schouwspel wilden besparen, heeft misschien de politie wel gewaarschuwd.'
'Prima. We weten hoe die herriemakers heten. En we kunnen ze beschrijven ook.'
'Beschrijven? Wat heeft de politie daaraan?'
'Ze hebben ons bedreigd...'
'Doe niet zo dwaas. We hebben geen schrammetje en die twee zijn rijp voor de intensive care, vooral Alem. Wij zijn degenen die beschuldigd zullen worden.'
'Maar dat is onmogelijk. De mensen waren er getuige van dat...'
'Er worden geen andere mensen bijgehaald... Seldon, laat dit tot je doordringen. Die twee waren voor jou gekomen - speciaal voor jóu. Ze wisten dat je Helicoonse kleren droeg en je moet exact aan hen beschreven zijn. Misschien hebben ze zelfs wel een hologram van je gezien. Ik heb zo'n vermoeden dat ze gestuurd werden door mensen die bóven de politie staan, dus laten we niet langer wachten.'
Hummin maakte zich snel uit de voeten, zijn hand in een ijzeren greep om Seldons bovenarm. Seldon kon zijn arm met geen mogelijkheid los krijgen en hij liep dan ook maar gedwee achter Hummin aan. Hij voelde zich als een kind in handen van een boze verpleegster.
Ze doken een overdekte galerij in en nog voor Seldon gewend was aan het donker, hoorden ze in de verte de remmen van een grondwagen.
'Daar zijn ze,' zei Hummin. 'Sneller, Seldon.' Ze sprongen op een roltrottoir en verdwenen in de menigte.