BOEK
HAND-OP-DIJ-VERHAAL -...Een gebeurtenis die door Hari Seldon als eerste keerpunt vermeld wordt in zijn speurtocht naar een methode om de psychohistorie te ontwikkelen. Helaas geven zijn gepubliceerde geschriften geen uitsluitsel over de inhoud van dit 'verhaal', en speculaties erover (er zijn vele geweest) zijn zinloos. Het blijft een van de vele intrigerende raadsels omtrent de loopbaan van Seldon.
ENCYCLOPEDIA GALACTICA
45
Regendruppel Drieënveertig staarde Seldon aan. Haar ogen stonden wild en ze ademde zwaar.
'Ik kan hier niet blijven,' zei ze.
Seldon keek om zich heen. 'Niemand bemoeit zich met ons. Zelfs de Broeder van wie we de lekkernijen gekregen hebben, zei verder niks. Hij leek ons een volkomen normaal paar te vinden.'
'Dat komt omdat er niets ongewoons aan ons is - als het schemerachtig is, als u niet te hard praat zodat het accent van een stamverwant niet hoorbaar is en als ik kalm overkom. Maar nu...' Haar stem werd schor.
'Hoezo "maar nu"?'
'Ik ben nerveus en gespannen. Ik... ben aan het transpireren.'
'Wie merkt dat? Wees nou maar kalm. Rustig maar.'
'Hier kan ik me niet ontspannen. Ik kan niet kalmeren als we ieder moment in de gaten kunnen lopen.'
'Waar moeten we dan heen?'
'Er zijn kleine hutjes om in uit te rusten. Ik heb hier gewerkt. Ik weet dat ze er zijn.'
Ze had haar pas nu flink versneld en Seldon liep achter haar aan. Bovenaan een kleine helling zag hij een rij deuren op regelmatige afstand van elkaar. Als zij er niet bij geweest was, waren die deuren hem in de schemering nooit opgevallen.
'De laatste deur,' mompelde ze. 'Als die vrij is.'
De hut was vrij. Een klein gloeiend rechthoekje meldde NIET IN GEBRUIK en de deur stond op een kier.
Regendruppel Drieënveertig keek vlug om zich heen, gebaarde Seldon dat hij naar binnen moest en volgde hem op de voet. Ze sloot de deur en toen ze dat gedaan had, begon er een lichtje aan het plafond te branden.
'Hoe geven we nu aan de buitenkant aan dat deze hut in gebruik is?' vroeg Seldon.
'Dat gebeurde automatisch, tegelijk met het dichtgaan van de deur en het aanspringen van het licht,' zei de Zuster.
Seldon voelde zachte lucht circuleren, met kleine zuchtjes, maar waar op Trantor was dat geluid niet voortdurend op de achtergrond aanwezig?
De kamer was niet groot, maar er stond een ledikant met een stevig matras en duidelijk schone lakens. Er stonden een tafel en een stoel, een kleine koelkast en iets dat op een ingepakt warm bord leek, waarschijnlijk een opwarmplaat.
Regendruppel Drieënveertig ging op de stoel zitten, kaarsrecht overeind, duidelijk pogend zichzelf tot rust te dwingen.
Seldon wist niet goed wat hij moest doen. Hij bleef staan tot ze hem ietwat ongeduldig gebaarde dat hij op het bed moest gaan zitten. Dat deed hij.
Regendruppel zei zacht, alsof ze in zichzelf praatte: 'Als het ooit uitkomt dat ik hier met een man geweest ben, ook al is het maar een stamverwant, dan zal ik voor altijd een verstotene zijn.'
Seldon ging snel staan. 'Laten we hier dan weggaan.'
'Ga zitten. Ik kan hier niet weg zoals ik me nu voel. U informeerde naar religie. Waar bent u op uit?'
Het scheen Seldon toe alsof ze totaal veranderd was. De passiviteit, de onderdanigheid was verdwenen. Er was niets meer over van de verlegenheid, de schuchterheid in gezelschap van mannen. Ze staarde hem vanuit samengeknepen ogen aan.
'Dat heb ik u al verteld. Kennis. Ik ben wetenschapper. Het is mijn beroep en mijn verlangen om te weten. Ik wil mensen in het algemeen begrijpen, dus ik wil mij in de geschiedenis verdiepen. De oeroude historische verhandelingen van vele werelden, de echt oer- en oeroude historische verhandelingen, zijn verworden tot mythen en legenden, die vaak deel uitmaken van een stelsel van religieuze overtuigingen of van supernaturalistisch denken. Maar als Mycogen geen religie heeft, dan...'
'Ik zei dat wij onze geschiedenis hebben.'
'Dat heeft u nu al twee keer gezegd,' zei Seldon. 'Hoe ver gaat die geschiedenis terug?'
'Twintigduizend jaar.'
'Echt waar? Laten we vrijuit spreken. Is het echte geschiedenis of is het iets dat gedegenereerd is tot een legende?'
'Echte geschiedenis natuurlijk.'
Seldon stond op het punt haar te vragen hoe ze dat kon weten, maar hij wist zich nog net in te houden. Was het echt mogelijk dat geschiedenis twintigduizend jaar terugging en authentiek was? Hij was zelf geen historicus, dus hij zou het Dors moeten vragen.
Maar het leek hem toch wel heel waarschijnlijk dat op iedere wereld de oudste geschiedenis een ware potpourri was van zelfverheerlijkende heldenverhalen en minidrama's bedoeld als zedenschetsen, die niet bepaald serieus te nemen waren. Dat gold zeker voor Helicon, en toch zou het niet bepaald gemakkelijk zijn een Helicoon te vinden die niet zou zweren bij al die verhalen en volhouden dat ze authentiek waren. Ze zouden zelfs durven instaan voor die volkomen belachelijke verhalen over de eerste verkenningen van Helicon en de ontmoetingen met grote en gevaarlijke vliegende reptielen - zelfs al was vastgesteld dat op geen enkele wereld die de mensheid ontdekt en ingelijfd had, vliegende reptielen geleefd hadden.
Hij vroeg simpelweg: 'Hoe begint die geschiedenis?'
Haar blik werd afwezig en was niet langer op Seldon of op iets in de kamer gericht. Ze zei: 'Het begint met een wereld... onze wereld. Eén wereld.'
'Eén wereld?' (Seldon herinnerde zich dat Hummin had gerept van legenden over één enkele wereld van de mens.)
'Eén wereld. Er zijn andere werelden bijgekomen, maar het is met onze wereld begonnen. Eén wereld, met volop ruimte, open lucht, een plaats voor iedereen, met vruchtbare velden, met vriendelijke huizen, met warme mensen. Duizenden jaren hebben we daar gewoond en toen moesten we weg en ons ergens verschuilen, tot een aantal van ons een hoekje op Trantor vond waar we leerden voedsel te verbouwen dat ons enige vrijheid verschafte. En hier in Mycogen hebben we onze eigen gebruiken... en onze eigen dromen.'
'En uw geschiedenis omvat een gedetailleerde beschrijving van die oorspronkelijke wereld? Die ene wereld?'
'O ja, dat staat allemaal in een boek en wij hebben dat boek allemaal. Iedereen hier. We hebben het altijd bij ons zodat er geen moment voorbijgaat dat we het niet kunnen openslaan en lezen en ons herinneren wie we zijn en wie we waren en besluiten dat we op een goede dag onze wereld weer terug zullen krijgen.'
'Weet u waar die wereld is en wie er nu woont?'
Regendruppel Drieënveertig aarzelde, schudde toen driftig haar hoofd. 'Nee, dat weten we niet, maar we vinden het wel op een dag.'
'En u heeft dat boek nu ook bij u?'
'Natuurlijk.'
'Mag ik het zien?'
Een langzame glimlach tekende zich af op het gezicht van de Zuster. 'Dus dat is waar u op uit bent,' zei ze. 'Ik wist wel dat u iets wilde, toen u me vroeg of ik alleen u de microboerderijen wilde laten zien.' Ze leek een beetje in verlegenheid gebracht. 'Ik had niet verwacht dat u het op het Boek voorzien had.'
'Het is het enige dat ik wil,' zei Seldon ernstig. 'Ik heb geen moment aan iets anders gedacht. Als u me hier gebracht hebt omdat u dacht...'
Ze stond hem niet toe zijn zin af te maken. 'Maar hier zijn we dan. Wilt u het Boek hebben of niet?'
'Is dit een aanbod om mij het Boek te laten zien?'
'Op één voorwaarde.'
Seldon zweeg. Hij overwoog of hij zich misschien een probleem op de hals had gehaald door de Zuster verder te laten gaan dan hij ooit bedoeld had. 'Welke voorwaarde?' vroeg hij.
Regendruppel Drieënveertig likte even vluchtig met het puntje van haar tong langs haar lippen. Toen zei ze met een duidelijke trilling in haar stem: 'Dat u uw huidkapje afzet.'