36

Ze landden op een luchthaven die op Seldons speurende ogen een verlaten indruk maakte. De piloot had zijn taak volbracht en schudde Hari en Dors de hand. Daarna steeg hij weer abrupt op en stortte zich in een gat dat zich voor de neus van de jager opende.

Er zat niets anders op dan te wachten. Er waren bankjes waar misschien wel plaats was voor honderd mensen, maar Seldon en Dors Venabili waren de enige mensen die er te zien waren. De haven was rechthoekig, omgeven door muren waarachter heel wat tunnels verscholen moesten zitten, waarin de jagers konden verdwijnen of uit te voorschijn konden schieten, maar er was geen jager te zien nadat die van hen vertrokken was en geen arriveerde er in de tijd dat zij daar waren.

Er verschenen ook geen mensen en niets wees erop dat er mensen waren. Het levendige rumoer overal op Trantor hoorbaar, was hier verstomd.

Seldon vond het alleen-zijn benauwend. Hij richtte zich tot Dors: 'Wat moeten we hier doen? Heb je enig idee?'

Dors schudde haar hoofd. 'Hummin heeft me gezegd dat we zouden worden opgehaald door Zonnemeester Veertien. Meer weet ik ook niet.'

'Zonnemeester Veertien? Wat zou dat zijn?'

'Een menselijk wezen, neem ik aan. Ik kan aan de naam niet zien of het een man of een vrouw is.'

'Een rare naam.'

'Raar voor wie er zo tegenaan kijkt. Ik word ook wel eens voor een man aangezien door mensen die me nog nooit ontmoet hebben.'

'Dat moeten dan wel dwaze mensen zijn,' zei Seldon met een glimlach.

'Helemaal niet. Als je mijn naam ziet, kun je dat makkelijk denken. Ik heb me laten vertellen dat het op verschillende werelden een populaire jongensnaam is.'

'Ik was je naam nog nooit eerder tegengekomen.'

'Dat komt omdat jij ook niet zo'n Galactisch reiziger bent. De naam "Hari" is overal bekend genoeg, hoewel ik eens een vrouw gekend heb die "Hary" heette, precies zo uitgesproken als jouw naam maar gespeld met een "y" op het eind. In Mycogen, meen ik mij te herinneren, zijn bepaalde namen beperkt tot families - en niet onbeperkt voorradig.'

'Maar Zonnemeester lijkt me een weinig bescheiden naam.'

'Ach, wat zou het leven zijn zonder bluf? Op Cinna komt de naam "Dors" van een oud, plaatselijk woord dat "voorjaarsgeschenk" betekent.'

'Omdat je in het voorjaar geboren bent?'

'Nee. Ik heb het levenslicht aanschouwd in het hartje van de zomer op Cinna, maar mijn naam heeft er gewoon een prettige klank, afgezien van die traditionele - en grotendeels vergeten - betekenis.'

'In dat geval, misschien dat Zonnemeester...'

En een diepe, zware stem zei: 'Dat is mijn naam, stamverwant.'

Seldon keek geschrokken naar links. Een open grondwagen was op de een of andere manier aan komen rijden. Hij was hoekig en ouderwets, net een vrachtwagen. Achter het paneel zat een lange, oude man, die ondanks zijn leeftijd een energieke indruk maakte. Heel statig, bijna majestueus, stapte hij uit de grondwagen.

Hij droeg een lange witte mantel met enorme mouwen, bijeengeregen bij zijn polsen. Aan zijn voeten droeg hij zachte sandalen die de grote teen bloot lieten, terwijl zijn hoofd, prachtig van vorm, compleet haarloos was. Hij nam de twee rustig op met zijn diepblauwe ogen.

Hij zei: 'Ik groet u, stamverwant.'

Seldon reageerde automatisch beleefd. 'Gegroet, meneer.' Toen, oprecht verbaasd, vroeg hij: 'Hoe bent u hier gekomen?'

'Door de ingang, die weer achter me gesloten is. Jullie letten niet erg goed op.'

'Ik neem aan van niet. Maar we wisten ook niet wat we verwachten moesten. En dat weten we nog steeds niet.'

'Stamverwant Chetter Hummin heeft de Broeders bericht dat er leden van twee stammen zouden arriveren. Hij heeft gevraagd voor u te zorgen.'

'Dus u kent Hummin.'

'Die kennen we, ja. Hij heeft ons ooit een dienst bewezen. En omdat hij, een waardig stamverwant, ons een dienst heeft bewezen, moeten wij hem nu een dienst bewijzen. Er zijn maar weinig mensen die naar Mycogen komen en weinigen die het verlaten. Ik moet zorgen dat u veilig bent, woonruimte heeft en niet gestoord wordt. U zult hier veilig zijn.'

Dors boog haar hoofd. 'We zijn u dankbaar, Zonnemeester Veertien.'

Zonnemeester keek naar haar met een houding van koele verachting. 'Ik ben niet onbekend met de gebruiken van de stammen,' zei hij. 'Ik weet dat een vrouw er mag praten voor haar iets gevraagd wordt. Ik ben dan ook niet beledigd. Ik zou haar willen vragen om er bij de andere Broeders voor te waken, want die zijn misschien minder goed op de hoogte van de gebruiken.'

'O ja?' zei Dors. Ze was duidelijk beledigd, ook al was Zonnemeester dat niet.

'Wel zeker,' beaamde Zonnemeester. 'En ook is het niet nodig om mijn numerieke identificatie te gebruiken als er verder niemand van mijn cohort bij is. "Zonnemeester" is dan voldoende. Nu vraag ik u met mij mee te komen zodat we deze plaats kunnen verlaten, die te stamgeladen van aard is om mij op mijn gemak te doen voelen.'

'Gemakkelijk voelen willen we ons allemaal,' zei Seldon, misschien iets luider dan strikt noodzakelijk was, 'en we zullen ons niet verroeren voordat we er zeker van zijn dat we niet gedwongen tegen onze natuur in hoeven gaan. Het is onze gewoonte dat een vrouw iets mag zeggen als ze iets te zeggen heeft. Als u erin hebt toegestemd ons een veilig gevoel te geven, moet dat een geestelijk zowel als een lijfelijk gevoel zijn.'

Zonnemeester keek Seldon strak aan. 'U bent stoutmoedig, jonge stamverwant. Uw naam?'

'Ik ben Hari Seldon van Helicon. Mijn metgezel is Dors Venabili van Cinna.'

Zonnemeester maakte een lichte buiging toen Seldon zijn eigen naam noemde, maar gaf geen krimp toen Dors voorgesteld werd. Hij zei: 'Ik heb Stamverwant Hummin bezworen dat u bij ons veilig zou zijn, dus ik zal doen wat ik kan om uw vrouwelijke metgezel in dezen te beschermen. Als zij haar onbeschaamdheid perse wil uitoefenen, zal ik mijn best doen erop toe te zien dat het haar niet euvel wordt geduid.

Maar in één opzicht zult u zich moeten conformeren.'

En hij wees vol verachting naar Seldons hoofd en toen naar Dors' hoofd.

'Wat bedoelt u?' zei Seldon.

'Uw hoofdhaar.'

'Wat is daarmee?'

'Dat mag niet gezien worden.'

'Bedoelt u dat we ons hoofd net als u moeten kaalscheren? Dat kunt u gerust vergeten.'

'Mijn hoofd is niet geschoren, Stamverwant Seldon. Ik ben onthaard toen ik de puberteit binnentrad, als alle Broeders en hun vrouwen.'

'Als we het over ontharen hebben, is het antwoord nog duidelijker "nee" dan daarnet. Nooit.'

'Stamverwant, we verlangen scheren, noch ontharen. Het enige dat we van u verlangen, is dat uw haar bedekt zij zolang u bij ons bent.'

'Hoe?'

'Ik heb huidkapjes meegebracht die zich naar uw schedel vormen, en strips die uw superoptische lapjes - uw wenkbrauwen - verbergen. Die zult u bij ons moeten dragen. En natuurlijk, Stamverwant Seldon, zult u zich dagelijks scheren... of vaker, als dat nodig mocht zijn.'

'Maar waarom moet dat allemaal?'

'Omdat in onze ogen hoofdhaar weerzinwekkend en obsceen is.'

'De mensen hier weten toch wel dat het in alle andere werelden van de Galaxis heel gewoon is het hoofdhaar te behouden.'

'Dat weten we. En degenen van ons die, net als ik, af en toe met stamverwanten om moeten gaan, moeten dat haar met eigen ogen aanschouwen. Dat gaat ons ook redelijk goed af, maar het is onredelijk om van de Broeders in het algemeen te verlangen dat ze die aanblik ondergaan.'

'Goed dan, Zonnemeester,' zei Seldon. Aangezien ook u met hoofdhaar geboren wordt, net als wij allemaal, en aangezien u het allemaal zichtbaar behoudt tot aan de puberteit, waarom moet het zo nodig verwijderd worden? Is dat gewoon een kwestie van traditie of zit er een bepaalde reden achter?'

En de oude Mycogener zei trots: 'Door de ontharing laten we aan de jongeling zien dat hij of zij volwassen is geworden en door de ontharing onthouden volwassenen altijd wie ze zijn en vergeten ze nooit dat alle anderen slechts stamverwanten zijn.'

Hij wachtte geen antwoord af (en om eerlijk te zijn wist Seldon ook niet zo gauw een antwoord te verzinnen) maar toverde uit de binnenzijde van zijn jas een handvol dunne stukjes plastic in verschillende kleuren te voorschijn, keek de twee gezichten tegenover hem doordringend aan terwijl hij eerst één, vervolgens een andere reep plastic tegen elk gezicht hield.

'De kleuren moeten redelijk bij elkaar passen,' zei hij. 'Niemand zal zo dom zijn om te denken dat jullie geen huidkapjes dragen, maar het moet niet te weerzinwekkend duidelijk zijn.'

Uiteindelijk overhandigde Zonnemeester een exemplaar aan Seldon en liet hem zien hoe hij het tot een kapje kon uittrekken.

'Als u dat zou willen opzetten, Stamverwant Seldon,' zei hij. 'U zult het eerst wel wat onhandig vinden, maar u raakt er wel aan gewend.'

Seldon trok het ding over zijn hoofd, maar de eerste twee keer gleed het af toen hij het achterover over zijn haar wilde trekken.

'Begin vlak boven uw wenkbrauwen,' zei Zonnemeester. Zijn vingers wriemelden, alsof hij popelde om Seldon te helpen.

Seldon onderdrukte een lachje en zei: 'Zou u het voor me willen doen?'

En Zonnemeester deed een paar passen achteruit. Bijna boos zei hij: 'Dat kan ik niet doen. Ik zou uw haar aanraken.'

Seldon slaagde erin het hoedje over zijn haardos te trekken en op aanwijzingen van de Zonnemeester trok hij het hier en daar nog wat aan, totdat al zijn haar bedekt was. De wenkbrauwpleisters bleven gemakkelijk zitten. Dors, die goed had toegekeken hoe Seldon het aanpakte, zette de hare zonder problemen op.

'Hoe gaat dat ding weer af?' vroeg Seldon.

'U heeft alleen maar een rand te vinden en dan trekt u hem er zo weer af. Als u uw haar korter knipt, zult u zien dat het opzetten en afnemen nog veel gemakkelijker gaat.'

'Ik worstel er liever mee,' zei Seldon. Tegen Dors voegde hij hier zachtjes aan toe: 'Je ziet er nog steeds leuk uit, Dors, maar het neemt toch wel iets van het karakter van je gezicht weg.'

'Het karakter zit er nog onder, net als anders,' antwoordde ze. 'En ik neem aan dat je wel gewend zult raken aan een haarloze Dors.'

Nog zachter fluisterde Seldon: 'Ik wil hier niet lang genoeg blijven om eraan gewend te raken.'

Zonnemeester, die hooghartig de andere kant opkeek tijdens dit gefluister van stamverwanten, zei: 'Als u zo goed zou willen zijn in te stappen, zal ik u Mycogen binnenleiden.'

Prelude op de Foundation
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml