4

Sachs kwam een stuk sneller terug van haar tocht naar Police Plaza dan wanneer ze het openbaar vervoer had genomen – of op verkeerslichten had gelet. Rhyme wist dat ze een zwaailicht op het dashboard van haar auto had gezet, een Camaro SS uit 1969 die ze een paar jaar geleden vuurrood had laten spuiten, de kleur waaraan Rhyme de voorkeur gaf voor zijn rolstoelen. Als een tiener greep ze nog elke gelegenheid aan om de zware motor te laten brullen en het rubber van de banden te schroeien.

Ze kwam met een dikke map de kamer in. ‘Ik heb alles gekopieerd,’ zei ze. Toen ze de map op een onderzoektafel legde, vertrok ze haar gezicht.

‘Gaat het wel?’

Amelia Sachs, die al haar hele leven artritis had, slikte glucosamine, chondroïtine, Advil en Aleve alsof het snoepjes waren, maar ze praatte zelden over haar aandoening, bang als ze was dat de korpsleiding haar bureauwerk zou geven of zou laten afkeuren als het aan het licht kwam. Zelfs als ze alleen was met Rhyme, deed ze er luchtig over, maar vandaag gaf ze toe: ‘Sommige scheuten zijn erger dan andere.’

‘Wil je zitten?’

Ze schudde haar hoofd.

‘Goed. Wat hebben we?’

‘Processen-verbaal, de inventaris van de sporen en kopieën van de foto's. De video's liggen bij de aanklager.’

‘Laten we het allemaal op een bord zetten. Ik wil de plaats delict en Arthurs huis zien.’

Sachs liep naar een van de tientallen whiteboards in het lab en noteerde de gegevens onder Rhymes toeziend oog.


DE MOORD OP ALICE SANDERSON

Appartement Alice Sanderson

  • Sporen van Edge Advanced Gel-scheercrème met aloë
  • Kruimels van Pringles, vetarm, barbecuesmaak
  • Chicago Cutlery-mes (middelgroot)
  • TruGro-gazonmest
  • Schoenafdruk Alton ez-Walk, maat 44
  • Vlek latex handschoen
  • Verwijzingen naar ‘Art’ en prepaidnummer in telefoonlijst, nummer niet langer in werking en niet te traceren (mogelijke verhouding?)
  • Twee briefjes: ‘Art – borrelen’ (kantoor) en ‘Arthur’ (thuis)
  • Getuige heeft lichtblauwe Mercedes gezien; letters kenteken: NLP

Auto Arthur Rhyme

  • Lichtblauwe vierdeurs Mercedes, c-klasse, kenteken: New Jersey, NLP 745, geregistreerd op naam van Arthur Rhyme
  • Bloed op portier en vloer achterin (DNA komt overeen met dat van slachtoffer)
  • Washandje met bloed, past bij handdoekenset in appartement slachtoffer (DNA komt overeen met dat van slachtoffer)
  • Aarde van zelfde samenstelling als die in Clinton State Park

Huis Arthur Rhyme

  • Edge Advanced Gel-scheercrème met aloë, in verband gebracht met op plaats delict aangetroffen scheercrème
  • Pringles-chips, vetarm, barbecuesmaak
  • TruGro-gazonmest (garage)
  • Spade met aarde van dezelfde samenstelling als die in Clinton State Park (garage)
  • Chicago Cutlery-messen, zelfde type als mes bij slachtoffer
  • Alton EZ-Walk-schoenen, maat 44, profiel komt overeen met op plaats delict gevonden schoenspoor
  • Folders van Wilcox Gallery in Boston en Anderson-Billings Fine Arts in Carmel over exposities werk van Harvey Prescott
  • Doos Safe-Hand-handschoenen, latex, rubbercompositie komt overeen met die van op plaats delict gevonden vlek (garage)

‘Man, als dat niet genoeg bewijs is…’ zei Sachs, die een pas achteruit deed en haar handen in haar zij zette.

‘En het gebruik van een prepaidkaart? En de verwijzingen naar “Art”, maar geen woon- of werkadres. Dat doet inderdaad een verhouding vermoeden… Verder nog gegevens?’

‘Nee, alleen de foto's.’

‘Plak maar op het bord,’ zei Rhyme terwijl hij naar het schema keek. Hij vond het jammer dat hij de plaats delict niet zelf had onderzocht – indirect dan, via Amelia Sachs, zoals ze vaak deden, met een microfoon/headset of een hd-videocamera. De technische recherche leek degelijk werk te hebben afgeleverd, maar het was niet spectaculair. Er waren alleen foto's van de kamer waarin het slachtoffer was aangetroffen. En het mes… Hij keek naar de foto van het bebloede wapen, dat onder het bed lag. Een politieman tilde een overhangende sprei op voor de fotograaf. Was het mes onzichtbaar achter de sprei (wat inhield dat de dader het in zijn paniek over het hoofd had gezien) of was het zichtbaar, wat erop duidde dat het opzettelijk was achtergelaten, als misleidende aanwijzing?

Hij richtte zijn aandacht op de foto van het verpakkingsmateriaal op de vloer waar het schilderij van Prescott vermoedelijk uit was gekomen.

‘Er klopt iets niet,’ fluisterde hij.

Sachs, die nog met haar handen in haar zij bij het whiteboard stond, keek over haar schouder.

‘Het schilderij,’ vervolgde Rhyme.

‘Wat is daarmee?’

‘LaGrange noemde twee mogelijke motieven. Om te beginnen zou Arthur die Prescott gestolen kunnen hebben als dekmantel; in feite wilde hij Alice vermoorden om van haar af te zijn.’

‘Ja.’

‘Maar,’ vervolgde Rhyme, ‘om het te laten lijken alsof een moord een uitvloeisel is van een inbraak, zal een slimme dader niet het enige in het appartement stelen wat naar hem leidt. Vergeet niet dat Art zelf een Prescott had gehad. En dat hij folders over Prescotts werk kreeg.’

‘Je hebt gelijk, Rhyme, het slaat nergens op.’

‘En stel dat hij écht op het schilderij uit was en het niet kon betalen. Nou, dan had hij veel veiliger en makkelijker overdag kunnen inbreken en het meenemen, wanneer de eigenares aan het werk was, dan haar erom te vermoorden.’ Ook het gedrag van zijn neef zat hem dwars, al stond gedrag niet hoog op zijn lijst voor het bepalen van schuld of onschuld. ‘Misschien deed hij niet alsof hij onschuldig was, misschien is hij het wel echt… Genoeg bewijs, zei jij toch? Nee, het is te véél bewijs.’

Hij dacht: laten we ervan uitgaan dat hij het niet heeft gedaan. Die hypothese had niet geringe consequenties, want dan was het niet gewoon een kwestie van persoonsverwisseling; de aanwijzingen, waaronder de afdoende connectie tussen het bloed van het slachtoffer en Arthurs auto, waren te overtuigend. Nee, als Art onschuldig was, had iemand veel moeite gedaan om hem in de val te laten lopen.

‘Ik denk dat hij erin is geluisd.’

‘Waarom?’

‘Het motief?’ bromde Rhyme. ‘Dat doet er op dit moment niet toe. De vraag waar het nu om draait, is hoe. Als we dat weten, komen we misschien uit bij wie. Al doende kunnen we op het waarom stuiten, maar dat is niet ons hoogste doel. Laten we dus beginnen met de vooronderstelling dat iemand anders, Mister X, Alice Sanderson heeft vermoord en het schilderij heeft gestolen, maar Arthur ervoor op laat draaien. Goed, Sachs, hoe heeft hij dat voor elkaar gekregen?’

Ze trok een grimas – het was de artritis weer – en ging zitten. Na enig nadenken zei ze: ‘Mister X heeft Arthur en Alice gevolgd. Hij kwam erachter dat ze in kunst geïnteresseerd waren, koppelde ze in de galerie aan elkaar en achterhaalde wie ze waren.’

‘Mister X weet dat ze een Prescott heeft. Hij wil er zelf een hebben, maar heeft er het geld niet voor.’

‘Klopt.’ Sachs knikte naar het schema. ‘Hij breekt bij Arthur in en ziet dat hij Pringles in huis heeft, Edge-scheercrème, TruGro-gazonmest en Chicago Cutlery-messen. Hij steelt het een en ander om op de plaats delict achter te laten. Hij weet wat voor schoenen Arthur draagt, dus hij kan een schoenafdruk achterlaten, en hij smeert aarde uit het staatspark aan Arthurs spade…

Nu de twaalfde mei zelf. Mister X weet op de een of andere manier dat Art op donderdag altijd eerder weggaat van zijn werk om in een uitgestorven park te gaan hardlopen – en dus geen alibi heeft. Hij gaat naar het appartement van het slachtoffer, vermoordt haar en belt vanuit een cel om door te geven dat hij geschreeuw heeft gehoord en dat hij een man met een schilderij naar een auto heeft zien lopen die op die van Arthur lijkt, en hij geeft een paar letters van het kenteken. Dan gaat hij naar Arthurs huis in New Jersey om daar sporen achter te laten: het bloed, de aarde, het washandje, de spade.’

De telefoon ging. Het was Arthurs advocaat. Hij draaide gejaagd hetzelfde verhaal af dat ze al van de aanklager hadden gehoord. Hij deed geen enkele suggestie waar ze iets aan zouden kunnen hebben en probeerde zelfs verschillende keren hen over te halen Arthur ervan te overtuigen dat hij het aanbod van de aanklager moest aannemen. ‘Ze maken gehakt van hem,’ zei hij. ‘Doe hem een lol. Ik maak er vijftien jaar van.’

‘Daar gaat hij aan kapot,’ zei Rhyme.

‘Minder dan aan levenslang.’

Rhyme nam ijzig afscheid en hing op. Hij keek weer naar het schema.

Toen kreeg hij een inval.

‘Rhyme, wat is er?’ Amelia zag dat hij omhoogkeek.

‘Zou hij dit eerder hebben gedaan, denk je?’

‘Hoe bedoel je?’

‘Aangenomen dat het stelen van het schilderij het doel was, het motíéf, dan hebben we het niet over een geval dat op zich staat, zoals wanneer je een Renoir voor tien miljoen verpatst en dan met de noorderzon verdwijnt. Dit ruikt naar een onderneming. De dader heeft een slimme manier gevonden om straffeloos misdrijven te plegen, en daar gaat hij mee door tot iemand hem een halt toeroept.’

‘Ja, daar zeg je wat. We moeten dus uitkijken naar andere gestolen schilderijen?’

‘Nee, waarom zou hij alleen schilderijen stelen? Het kan van alles zijn, maar er is één terugkerend element.’

Sachs dacht na en gaf het antwoord: ‘Moord.’

‘Precies. Aangezien de dader iemand anders voor de diefstal laat opdraaien, moet hij de slachtoffers vermoorden, want die kunnen hem identificeren. Bel iemand bij Moordzaken. Bel hem desnoods thuis. We zoeken naar telkens hetzelfde scenario: een onderliggend misdrijf, mogelijk diefstal, een moord en een sterke indirecte bewijslast.’

‘En misschien een DNA-overeenkomst met ondergeschoven materiaal.’

‘Goed,’ zei Rhyme, die enthousiast werd bij het idee dat ze iets op het spoor konden zijn. ‘En als hij zich aan zijn draaiboek houdt, is er ook telkens een anonieme getuige die de meldkamer specifieke informatie over de vermeende dader heeft gegeven.’

Sachs liep naar een bureau in de hoek van het lab, ging zitten en pakte de telefoon.

Rhyme leunde met zijn hoofd tegen de steun van zijn rolstoel en keek naar zijn telefonerende partner. Hij zag geronnen bloed onder de nagel van haar duim. Boven haar oor, half verborgen onder het gladde, rode haar, zat een wondje. Dat deed Sachs vaak, aan haar hoofd krabben, aan haar nagels pulken, zichzelf lichte verwondingen toebrengen; het was zowel een gewoonte als een graadmeter voor de spanning die haar dreef.

Ze knikte, kreeg een geconcentreerde blik in haar ogen en noteerde iets. Rhymes hart was sneller gaan slaan, al kon hij het zelf niet voelen. Ze was iets belangrijks aan de weet gekomen. Haar pen was leeg. Ze smeet hem op de vloer en pakte een andere, zo snel als ze haar pistool trok bij schietwedstrijden.

Na tien minuten hing ze op.

‘Hé, Rhyme, moet je horen.’ Ze ging op een rieten stoel naast hem zitten. ‘Ik heb Flintlock gesproken.’

‘Ha, goede keus.’

Joseph Flintick, wiens bijnaam opzettelijk of anderszins naar het ouderwetse geweermechanisme verwees, was al rechercheur Moordzaken geweest toen Rhyme net kwam kijken. De korzelige oude rot in het vak was op de hoogte van bijna elke moord die tijdens zijn lange loopbaan in de stad New York was gepleegd, en veel in de omgeving. Hij was op een leeftijd dat hij op zondag zijn kleinkinderen zou moeten bezoeken, maar hij was aan het werk. Het verbaasde Rhyme niet.

‘Ik heb het hem allemaal voorgelegd en hij noemde zo uit zijn hoofd twee zaken die in ons profiel zouden kunnen passen. Een diefstal van zeldzame munten met een waarde van rond de vijftigduizend dollar en een verkrachting.’

‘Een verkrachting?’ Dit voegde een dieper, veel verontrustender element aan de zaak toe.

‘Ja. In beide gevallen werd het misdrijf gemeld door een anonieme getuige die informatie gaf die van cruciaal belang was voor het aanhouden van de dader, net als de getuige die over de auto van je neef vertelde.’

‘De getuige was telkens een man, natuurlijk.’

‘Ja. En de stad had een beloning uitgeloofd, maar ze meldden zich niet.’

‘En de aanwijzingen?’

‘Flintlock herinnerde het zich niet zo precies meer, maar hij zei wel dat de sporen en indirecte verbanden klopten als een bus. Net als wat jouw neef is overkomen: vijf of zes geclassificeerde sporen op de plaats delict en in het huis van de dader. En in beide gevallen werd er bloed van het slachtoffer op een lap of kledingstuk in het huis van de verdachte aangetroffen.’

‘En ik wil wedden dat er geen vloeibare sporen waren in de verkrachtingszaak.’ De meeste verkrachters worden veroordeeld op grond van de sporen die ze achterlaten: sperma, speeksel of zweet.

‘Nee. Niets.’

‘En de anonieme getuigen, gaven die gedééltelijke kentekens door?’

Ze keek naar haar aantekeningen. ‘Ja, hoe weet je dat?’

‘Onze dader moest tijd zien te winnen. Als hij het hele kenteken gaf, zou de politie meteen naar het huis van de zondebok gaan, voordat hij kans had gezien de aanwijzingen daar achter te laten.’ De moordenaar had aan alles gedacht. ‘En de verdachten ontkenden bij hoog en bij laag?’

‘Ja. Compleet. Ze waagden het erop met de jury en trokken aan het kortste eind.’

‘Nee, nee, dit is allemaal te toevallig,’ bromde Rhyme. ‘Ik wil zien…’

‘Ik heb iemand gevraagd de dossiers uit het archief met afgelegde zaken te pakken.’

Hij lachte. Ze was hem een stap voor, zoals zo vaak. Hij herinnerde zich hun eerste ontmoeting, jaren geleden. Sachs was een gedesillusioneerde surveillant geweest die op het punt stond haar carrière bij de politie op te geven, en Rhyme had zich erop voorbereid veel meer op te geven. Wat waren ze ver gekomen sinds die dag.

‘Opdracht, bel Sellitto,’ zei Rhyme in zijn microfoontje. Hij raakte opgewonden. Hij voelde die unieke roes, de kick van de naderende jacht. Neem op, verdomme, dacht hij kwaad. Hij was de zaak in Engeland even vergeten.

‘Hé, Linc,’ vulde Sellitto's stem met Brooklyns accent de kamer. ‘Wat…’

‘Luister. We hebben een probleem.’

‘Ik heb het een beetje druk hier.’ Rhymes vroegere partner, inspecteur Lon Sellitto, was de laatste tijd niet bepaald het zonnetje in huis. Een grote zaak waar hij met een speciale taakeenheid aan had gewerkt, was op niets uitgedraaid. Vladimir Dienko, een schurk van een Russische maffiabaas uit Brighton Beach, was een jaar eerder aangeklaagd wegens afpersing en moord. Rhyme had geassisteerd bij een deel van het technisch onderzoek. Tot ieders ontzetting was de zaak tegen Dienko en drie van zijn kompanen de afgelopen vrijdag niet ontvankelijk verklaard; de getuigen weigerden mee te werken of waren verdwenen. Sellitto had het hele weekend samen met FBI-agenten naar nieuwe getuigen en informanten gezocht.

‘Ik zal het kort houden,’ zei Rhyme. Hij vertelde wat Sachs en hij hadden ontdekt over zijn neef, de verkrachting en de gestolen munten.

‘Twéé andere zaken? Dat is bizar. Wat zegt je neef?’

‘Ik heb hem nog niet gesproken, maar hij ontkent alles. Ik wil dit laten onderzoeken.’

‘Onderzoeken. Wat bedoel je daar verdomme mee?’

‘Ik geloof niet dat Arthur het heeft gedaan.’

‘Hij is je neef. Natuurlijk geloof je niet dat hij het heeft gedaan, maar heb je ook iets concreets?’

‘Nog niet. Daarom vraag ik jouw hulp. Ik heb een paar mensen nodig.’

‘Ik zit tot over mijn nek in de zaak-Dienko in Brighton Beach. Waar jij overigens aan zou meehelpen, maar nee, jij hebt het te druk met theedrinken met de Britten.’

‘Dit kan een grote zaak zijn, Lon. Twee andere zaken die ruiken naar ondergeschoven bewijs? Ik wil wedden dat er meer zijn. Ik weet hoe jij aan je clichés hecht, Lon. Doet “straffeloos moorden” je dan niets?’

‘Hoe je me ook met latitudes bestookt, Linc, ik heb het druk.’

‘Platitudes, Lon. Latitudes zijn breedtegraden.’

‘Ook goed. Ik probeer de zaak van de Russische Connectie te redden. Het stadhuis en de FBI zijn niet blij met hoe het is gegaan.’

‘En ze hebben mijn innige deelneming. Laat je overplaatsen.’

‘Het is een moordzaak. Ik ben van Ernstige Delicten.’

De afdeling Ernstige Delicten van de New Yorkse politie onderzocht inderdaad geen moorden, maar Sellitto's smoes bracht een cynische lach op Rhymes lippen. ‘Jij onderzoekt moorden wanneer jíj dat wilt. Sinds wanneer trek jij je iets aan van de voorschriften?’

‘Weet je wat?’ mompelde Sellitto. ‘Er is vandaag een commandant aan het werk, Joe Malloy. Op het hoofdbureau. Ken je hem?’

‘Nee.’

‘Ik wel,’ zei Sachs. ‘Hij deugt.’

‘Hé, Amelia. Overleef je het een beetje in het koufront?’

Sachs lachte. ‘Leuk, Lon,’ snauwde Rhyme. ‘Wie is die vent in vredesnaam?’

‘Slim. Compromisloos. En geen greintje humor. Net iets voor jou.’

‘Goh, wat zijn er veel komieken vandaag,’ sputterde Rhyme.

‘Hij is rechtdoorzee. En een man met een missie. Zijn vrouw is vijf of zes jaar geleden vermoord bij een inbraak…’

Sachs kromp in elkaar. ‘Dat wist ik niet.’

‘Ja, en hij geeft zich voor honderdvijftig procent in zijn werk.’ Ze zeggen dat hij hard op weg is naar een hoekkamer op de bovenste verdieping. Of misschien zelfs bij de buren.’

Het stadhuis, bedoelde Sellitto.

Hij vervolgde: ‘Bel hem maar, misschien kan hij een paar mensen voor je vrijmaken.’

‘Ik wil dat jíj je vrijmaakt.’

‘Dat zit er niet in, Linc. Ik leid hier een observatieteam. Het is een nachtmerrie. Maar hou me op de hoogte en…’

‘Ik moet ophangen, Lon… Opdracht, verbinding verbreken.’

‘Je hebt zomaar opgehangen,’ zei Sachs.

Rhyme bromde iets en belde Malloy. Als hij zijn voicemail kreeg, zou hij des duivels zijn.

Malloy nam echter vrijwel meteen op. Nog een hoge politieman die op zondag werkte. Nou, dat had Rhyme ook vaak gedaan, en dat had hem zijn echtscheiding opgeleverd.

‘Malloy hier.’

Rhyme stelde zich voor.

Een korte aarzeling. Toen: ‘Zo, Lincoln… Ik geloof niet dat we elkaar ooit hebben gesproken, maar ik ken je natuurlijk wel.’

‘Ik zit hier met een van je rechercheurs, Amelia Sachs. Je staat op de speaker, Joe.’

‘Rechercheur Sachs, goedemiddag,’ zei de vormelijke stem. ‘Wat kan ik voor jullie doen?’ Rhyme vertelde over de zaak en dat hij geloofde dat Arthur erin was geluisd.

‘Je neef? Dat spijt me voor je,’ zei Malloy, maar hij klonk niet bepaald spijtig. Waarschijnlijk was hij bang dat Rhyme wilde dat hij de aanklacht zou laten afzwakken. O-o, dat zou in het gunstigste geval de schijn van onfatsoenlijkheid wekken. Of, in het ongunstigste geval, tot een onderzoek door Interne Zaken en de media leiden. Daar stond uiteraard tegenover dat het geen pas gaf iemand die de politie diensten van onschatbare waarde verleende niet uit de brand te helpen. En die iemand zat nog in een rolstoel ook. Politiek correct gedrag gedijt binnen het stadsbestuur.

Rhymes verzoek was echter iets gecompliceerder. Hij vervolgde: ‘Volgens mij is de kans groot dat deze dader meer misdrijven heeft gepleegd.’ Hij vertelde over de muntendiefstal en de verkrachting.

Malloys politiekorps had dus niet een, maar drie mensen onterecht aangehouden. Wat inhield dat er in feite drie misdrijven niet waren opgelost en dat de echte dader nog op vrije voeten was. Dat voorspelde een grote nachtmerrie op pr-gebied.

‘Tja, het is vrij vreemd. Afwijkend, begrijp je? Ik begrijp dat jij loyaal bent aan je neef…’

‘Ik ben loyaal aan de waarheid, Joe,’ zei Rhyme. Het klonk hoogdravend, maar dat maakte hem niet uit.

‘Tja…’

‘Ik wil alleen maar dat je ons een paar man geeft. Om de aanwijzingen in die zaken nog eens door te nemen. En misschien wat klusjes op te knappen.’

‘O, op die manier… Nee, het spijt me, Lincoln. We hebben de mankracht gewoon niet. Niet voor zoiets. Maar ik zal het morgen aan de plaatsvervangend commissaris voorleggen.’

‘Zou je hem nu niet kunnen bellen?’

Weer een aarzeling. ‘Nee. Hij heeft vandaag iets.’

Een brunch. Een barbecue. Een zondagmatinee van Young Frankenstein of Spamalot.

‘Ik zal het morgen bij het ochtendoverleg ter sprake brengen. Het is een merkwaardige toestand. Ik zou maar niets doen tot je weer iets van me hoort. Of van iemand anders.’

Natuurlijk niet.’

Ze sloten het gesprek af. Rhyme en Sachs zwegen een poosje.

Een merkwaardige toestand…

Rhyme keek naar het whiteboard met daarop het lijk van een onderzoek dat net toen het tot leven kwam, was afgeschoten.

Sachs doorbrak de stilte. ‘Waar zou Ron uithangen?’

‘Zullen we dat uitzoeken?’ Hij wierp haar een gemeende – en zeldzame – glimlach toe.

Ze pakte haar mobieltje koos een nummer en schakelde de speaker in.

‘Ja, mevrouw, rechercheur,’ knetterde een jeugdige stem.

Sachs probeerde al jaren de jonge agent Ron Pulaski zover te krijgen dat hij haar Amelia noemde, maar daar kon hij zich meestal niet toe zetten.

‘Je staat op de speaker, Pulaski,’ waarschuwde Rhyme.

‘Ja, meneer.’

Het ‘meneer’ ergerde Rhyme, maar hij was niet van plan de jongen nu te verbeteren.

‘Alles goed?’ vroeg Pulaski.

‘Maakt het iets uit?’ kaatste Rhyme terug. ‘Waar ben je mee bezig? Op dit moment. En is het belangrijk?’

‘Nu?’

‘Dat vroeg ik toch?’

‘Ik doe de afwas. Jenny en ik hebben net de zondagse brunch met mijn broer en zijn vrouw achter de rug. We zijn met de kinderen naar de boerenmarkt geweest. Dikke pret. Gaan rechercheur Sachs en u wel eens naar…’

‘Je bent dus thuis. En je hebt niets te doen.’

‘Nou, de afwas.’

‘Laat maar staan. Kom hierheen.’ Rhyme, die burger was, had niet het gezag om iemand van het politiekorps iets op te dragen, al was het maar een verkeersagent, maar Sachs was rechercheur; ze kon Pulaski niet het bevel geven hen te helpen, maar ze kon wel een formeel verzoek indienen om zijn taak te wijzigen. ‘Ron, we hebben je nodig. En morgen misschien ook nog.’

Ron Pulaski werkte regelmatig met Rhyme, Sachs en Sellitto. Rhyme had het grappig gevonden dat zijn opdrachten voor de quasiberoemde technisch rechercheur het aanzien van de jonge agent binnen het korps verhoogden. Hij wist zeker dat zijn chef bereid zou zijn Pulaski een paar dagen uit te lenen – zolang hij Malloy of iemand anders op het hoofdbureau maar niet belde en erachter kwam dat de zaak helemaal geen zaak was.

Pulaski gaf Sachs de naam van zijn chef op het bureau en vroeg: ‘O, meneer? Werkt inspecteur Sellitto ook aan deze zaak? Moet ik hem opbellen om de taken af te stemmen?’

‘Nee,’ riepen Rhyme en Sachs als uit één mond.

Er volgde een verbouwereerde stilte. Toen zei Pulaski weifelend: ‘Nou, dan kom ik zo snel mogelijk. Mag ik eerst de glazen nog afdrogen? Jenny heeft de pest aan watervlekken.’