50
‘Oké, de computer heeft wel geholpen,’ gaf Lincoln Rhyme toe.
Hij doelde op innerCircle, het databasebeheersysteem en andere programma's van SSD. ‘Maar het waren toch vooral de aanwijzingen,’ vervolgde hij strijdlustig. ‘De computer wees me de juiste richting, meer niet. Toen hebben we het overgenomen.’
Het was ruim na middernacht en Rhyme zat met Sachs en Pulaski in het lab. Sachs was terug uit het herenhuis van Tweeëntwintig-vijf, waar de ambulancebroeders haar hadden verteld dat Robert Jorgensen het zou overleven; de kogel had de belangrijke organen en aderen gemist. Hij lag op de intensive care van het Columbia-Presbyterian.
Rhyme legde uit hoe hij erachter was gekomen dat Sachs zich in het herenhuis van een bewaker van SSD bevond. Hij vertelde Sachs over haar enorme dossier. Mel Cooper liet haar er zelf op de computer naar kijken. Ze scrolde erdoor en trok wit weg toen ze zag hoeveel informatie het bevatte. Terwijl ze keek, flakkerde het scherm en werden de gegevens bijgewerkt.
‘Ze weten alles,’ fluisterde ze. ‘Ik heb geen enkel geheim.’
Rhyme vertelde dat het systeem een lijst had opgesteld van de locaties die ze had aangedaan na haar vertrek uit het politiebureau in Brooklyn. ‘Maar de computers konden alleen ruwweg aangeven waar je naartoe ging. Een eindbestemming was er niet. Ik bleef naar de kaart kijken en zag dat je in de richting van SSD ging, wat hun eigen rotcomputer trouwens niet doorhad. Ik belde en de bewaker in de lobby zei dat je er net een halfuur was geweest om naar employés te informeren, maar niemand wist waar je vervolgens naartoe was gegaan.’
Ze vertelde hoe haar aanwijzing haar naar SSD had gevoerd: de man die bij haar thuis had ingebroken, had een bonnetje van een koffietent naast het kantoor laten vallen. ‘Daar leidde ik uit af dat hij bij SSD moest werken of er iets mee te maken had. Pam had zijn kleding gezien, een blauwe blazer, een spijkerbroek en een pet, en ik dacht dat de bewakers misschien iemand met zulke kleding hadden gezien die dag. Degenen die dienst hadden, herinnerden zich niemand met zulke kleding, dus vroeg ik de namen en adressen van de bewakers die geen dienst hadden en ging de adressen af.’ Ze trok een gezicht. ‘Het was niet in me opgekomen dat Tweeëntwintig-vijf zélf een bewaker was. Hoe wist jij dat, Rhyme?’
‘Nou, ik wist dat je een werknemer zocht, maar was het een van onze verdachten of iemand anders? Die rotcomputer hielp niet, dus richtte ik me op de aanwijzingen. Onze dader was een werknemer op logge werkschoenen die sporen koffiecreamer had achtergelaten. Hij was sterk. Kon dat betekenen dat hij lichamelijk werk deed, in de lagere regionen van het bedrijf? Postkamer, bezorger, schoonmaker? Toen dacht ik aan de cayennepeper.’
‘Pepperspray’ zei Sachs met een zucht. ‘Natuurlijk. Het was helemaal geen eten.’
‘Precies. Het belangrijkste wapen van een bewaker. En die stemvermomming? Die apparaatjes kun je kopen bij zaken die beveiligingsapparatuur verkopen. Toen heb ik het hoofd beveiliging van SSD gebeld, Tom O'Day’
‘Ja. We hebben hem gesproken,’ zei Sachs met een knikje naar Pulaski.
‘Hij vertelde me dat veel bewakers in deeltijd werkten, wat Tweeëntwintig-vijf genoeg tijd overliet om zijn hobby buiten kantoor te beoefenen. Ik noemde de andere aanwijzingen die we hadden gevonden. De stukjes blad konden afkomstig zijn van de planten in de kantine van de bewakers. En daar gebruiken ze melkpoeder, geen echte melk. Ik vertelde wat Terry Dobyns over de dader had gezegd en vroeg een lijst van alle alleenstaande bewakers zonder kinderen. Toen ging hij na wie er geen dienst hadden gehad toen de moorden werden gepleegd, de afgelopen twee maanden.’
‘En jullie vonden iemand die niet op kantoor was geweest. John Rollins, oftewel Peter Gordon.’
‘Nee, John Rollins was ten tijde van alle moorden op kantoor geweest.’
‘O?’
‘Uiteraard. Hij drong het systeem van de personeelsadministratie binnen en veranderde de urenrapportages om zichzelf een alibi te verschaffen. Rodney Szarnek heeft de metadata gecontroleerd. Ja, hij was degene die we zochten. Toen heb ik het alarmnummer gebeld.’
‘Maar, Rhyme, ik begrijp niet hoe Tweeëntwintig-vijf aan de dossiers kwam. Hij had toegang tot alle datahokken, maar iedereen werd gefouilleerd bij vertrek, ook hij. En hij kon niet via internet in innerCircle komen.’
‘Dat was het grote struikelblok, ja, maar dat heeft Pam Willoughby opgelost. Dankzij haar heb ik het uitgeknobbeld.’
‘Pam? Hoe dan?’
‘Weet je nog dat ze zei dat niemand foto's kon downloaden van die netwerksite, OurWorld, maar dat iedereen gewoon foto's van het scherm maakte?’
Geeft niets, hoor, meneer Rhyme. Mensen zien zo vaak het voor de hand liggende over het hoofd…
‘Ik begreep dat Tweeëntwintig-vijf op die manier aan zijn informatie kon komen. Hij hoefde geen duizenden bladzijdes uit dossiers te downloaden. Hij schreef gewoon op wat hij moest hebben over de slachtoffers en de zondebokken, waarschijnlijk's avonds laat, wanneer er verder zo goed als niemand in de hokken was. Weet je nog, die flinters papier van gele kladblokken? En de röntgenpoortjes en metaaldetectors bij de bewakingspost reageren niet op papier. Geen mens zou zelfs maar op het idee komen.’
Sachs vertelde dat ze misschien wel duizend kladbokken rond zijn bureau in zijn geheime kamer had gezien.
Lon Sellitto kwam terug van het hoofdbureau. ‘Die eikel is dood,’ pruttelde hij, ‘maar ik zit nog steeds als crackjunk in het systeem. Het enige wat ik uit ze kan krijgen is dat ze “eraan werken”.’
Hij had ook goed nieuws. Het OM ZOU alle zaken heropenen waarvan werd vermoed dat Tweeëntwintig-vijf bewijsmateriaal had vervalst. Arthur Rhyme was meteen vrijgelaten en de zaken van zijn lotgenoten zouden met spoed opnieuw bekeken worden; de kans was groot dat ze binnen een maand vrij zouden komen.
‘Ik heb ook dat herenhuis nagetrokken waar Tweeëntwintig-vijf woonde,’ vervolgde Sellitto.
Het huis in de Upper West Side moest tientallen miljoenen waard zijn. Het was een raadsel hoe Peter Gordon dat met zijn baantje als bewaker had kunnen betalen.
Sellitto wist het. ‘Het was niet van hem. De akte staat op naam van Fiona McMillan, een weduwe van achtennegentig zonder naaste familie. Ze betaalt de gemeentelijke belastingen en de energierekeningen nog steeds. Zonder mankeren. Het gekke is alleen dat geen mens haar de afgelopen vijf jaar heeft gezien.’
‘Sinds de verhuizing van SSD naar New York, zo ongeveer.’
‘Ik denk dat hij alle informatie heeft verzameld die hij nodig had om haar identiteit over te nemen en haar toen heeft vermoord. Morgen beginnen ze naar de stoffelijke resten te zoeken, eerst in de garage en dan in de kelder.’ Hij zweeg even en zei toen: ‘Ik organiseer de herdenkingsdienst voor Joe Malloy. Komende zaterdag, mochten jullie willen komen.’
‘Natuurlijk,’ zei Rhyme.
Sachs legde haar hand op de zijne en zei: ‘Wijkagent of hoofdinspecteur, het is allemaal familie en wanneer je iemand verliest, voel je dezelfde pijn.’
‘Je vader?’ zei Rhyme. ‘Het klinkt als iets wat hij had kunnen zeggen.’
Er drong een stem uit de gang binnen: ‘Haha. Te laat. Sorry. Ik heb net gehoord dat de zaak rond is.’ Rodney Szarnek drentelde het lab in, gevolgd door Thom. Hij had een stapel papier in zijn handen en praatte weer eens tegen Rhymes computer en omgevingscontrolesysteem, niet tegen de mensen.
‘Te laat?’ zei Rhyme.
‘Het mainframe is klaar met het ordenen van de bestanden op de vrije ruimte die Ron had gejat. Nou ja, geléénd. Ik was al op weg hierheen om ze te laten zien toen ik hoorde dat jullie de dader te pakken hadden. Je zult ze wel niet meer nodig hebben.’
‘Wat heb je gevonden? Ik vraag het gewoon uit nieuwsgierigheid.’
Rodney liep met een aantal papieren naar Rhyme toe en liet ze zien. Er was niets van te maken. Woorden, getallen en symbolen, van elkaar gescheiden door grote witte vlakken.
Rhyme begreep er niets van en vroeg: ‘Waar komt het op neer?’
‘Runnerboy, die nym die ik eerder had gevonden, heeft inderdaad stiekem veel informatie gedownload uit innerCircle en zijn sporen gewist, maar het waren niet de dossiers van de slachtoffers of iemand anders die betrokken was bij de zaak-225.’
‘Weet je wie het is?’ vroeg Sachs. ‘Runnerboy?’
‘Ja. Een zekere Sean Cassel.’
Sachs deed haar ogen dicht. ‘Runnerboy… En hij had gezegd dat hij voor een triatlon trainde. Ik had er niet eens aan gedacht.’
Cassel, het hoofd Verkoop, was een van hun verdachten, herinnerde Rhyme zich. Hij zag hoe Pulaski op het nieuws reageerde: hij knipperde verbaasd met zijn ogen en keek met een opgetrokken wenkbrauw en een flauwe, maar onheilspellende glimlach van herkenning naar Sachs. Rhyme wist nog hoe onwillig Pulaski was geweest om terug te gaan naar SSD, en hoe gegeneerd hij zich voelde omdat hij niet bekend was met Excel. Een confrontatie tussen Pulaski en Cassel was een aannemelijke verklaring.
‘Wat voerde Cassel in zijn schild?’ vroeg Pulaski.
Szarnek bladerde in de uitdraaien. ‘Ik zou het je niet precies kunnen zeggen.’ Hij bood Pulaski schokschouderend een bladzij aan. ‘Kijk zelf maar. Hier heb je een paar van de dossiers die hij heeft ingezien.’
Pulaski schudde zijn hoofd. ‘Ik ken die lui niet.’ Hij las een paar namen op.
‘Ho,’ blafte Rhyme. ‘Wat zei je daar?’
‘Dienko… Kijk, hier staat het weer. Vladimir Dienko. Kent u hem?’
‘Shit,’ zei Sellitto.
Dienko, de verdachte in het onderzoek naar de Russische georganiseerde misdaad die ze hadden moeten laten lopen wegens problemen met getuigen en bewijslast. ‘En de naam daarvoor?’ vroeg Rhyme.
‘Alex Karakov.’
Karakov was een informant die een belastende verklaring over Dienko had afgelegd en was ondergedoken onder een valse naam. Hij was twee weken voor het proces verdwenen en werd voor dood gehouden, hoewel niemand begreep hoe Dienko's mensen hem hadden kunnen vinden. Sellitto nam de papieren van Pulaski over en bladerde erin. ‘Jezus, Linc. Adressen, geldopnames, kentekens, telefoonlogboeken. Net wat een huurmoordenaar nodig heeft om in de buurt van zijn slachtoffer te komen… O, en moet je horen. Kevin McDonald.’
‘Was dat niet de gedaagde in een bendezaak waar jij aan hebt gewerkt?’ vroeg Rhyme.
‘Klopt. Hell's Kitchen, wapenhandel, samenzwering. Drugs en afpersing. Hij is ook vrijuit gegaan.’
‘Mel? Haal alle namen van die lijst door ons systeem.’
Van de acht namen die Rodney Szarnek had gevonden in de herstelde bestanden, waren er zes van mensen die de afgelopen drie maanden waren aangeklaagd. Ze waren alle zes vrijgesproken of de aanklachten waren op het laatste moment ingetrokken wegens onvoorziene problemen met getuigen en bewijzen.
Rhyme lachte. ‘Als dat geen serendipiteit is…’
‘Hè?’ zei Pulaski.
‘Koop eens een woordenboek, groentje.’
Pulaski zuchtte en zei lijdzaam: ‘Wat het ook betekent, Lincoln, ik geloof niet dat ik het woord ooit in de mond zal nemen.’
Iedereen lachte, ook Rhyme. ‘Touché. Wat ik bedoel, is dat we toevallig op iets bijzonder interessants zijn gestuit, om jouw lievelingswoord maar weer eens te gebruiken, Mel. De politie van New York heeft dossiers op de servers van SSD staan, via PublicSure. Goed, en Cas'sel heeft informatie over onderzoeken gedownload, aan de beschuldigden verkocht en al zijn sporen gewist.’
‘O, ik acht hem er best toe in staat,’ zei Sachs. ‘Jij niet, Ron?’
‘Zeker weten,’ zei Pulaski. ‘Wacht eens…’ vervolgde hij. ‘Cassel heeft ons de cd met de namen van de cliënten gegeven – hij is degene die Robert Carpenter verdacht heeft gemaakt.’
‘Natuurlijk,’ zei Rhyme knikkend. ‘Hij heeft de data veranderd om Carpenter zwart te maken. Het onderzoek mocht niet in de richting van SSD wijzen. Niet vanwege de zaak-225, maar omdat niemand mocht merken dat hij politiegegevens had verkocht. En wie kun je beter voor de wolven gooien dan iemand die heeft geprobeerd je concurrent te worden?’
‘Waren er meer mensen van SSD bij betrokken?’ vroeg Sellitto aan Szarnek.
‘Dat blijkt niet uit mijn gegevens. Alleen Cassel.’
Rhyme keek naar Pulaski, die naar de schema's keek. Zijn ogen hadden weer die hardheid die Rhyme eerder die dag had gezien.
‘Hé, groentje. Hebben?’
‘Wat?’
‘De zaak tegen Cassel.’
De jonge agent dacht erover na. Toen zakten zijn schouders en zei hij met een lach: ‘Nee, liever niet.’
‘Je kunt het wel.’
‘Dat weet ik wel, alleen… Ik bedoel, wanneer ik voor het eerst een zaak alleen opknap, wil ik er zeker van zijn dat ik de juiste motieven heb.’
‘Mooi gezegd, groentje,’ zei Sellitto, en hij hief zijn koffiebeker naar Pulaski. ‘Misschien is er toch nog hoop voor je… Goed. Als ik dan toch geschorst ben, kan ik tenminste die klusjes thuis doen waar Rachel zo over zeurt.’ De forse recheurcheur pakte een oud koekje en drentelde weg. ‘Welterusten, allemaal.’
Szarnek raapte zijn mappen en disks bij elkaar en legde ze op een tafel. Thom tekende voor het overnemen van de aanwijzingen in zijn hoedanigheid van zaakwaarnemer van Rhyme. Toen Szarnek wegging, zei hij vermanend tegen Rhyme: ‘En wanneer u eraan toe bent om de eenentwintigste eeuw in te gaan, rechercheur, bel me dan.’ Hij knikte naar de computers.
Rhymes telefoon ging. Het was voor Sachs, want haar gedemonteerde mobieltje zou het voorlopig niet doen. Rhyme leidde uit het gesprek af dat ze vanuit het politiebureau in Brooklyn werd gebeld en dat haar auto in een depot niet ver weg was getraceerd.
Ze maakte plannen om er de volgende ochtend met Pam naartoe te rijden in de Honda, die in een garage achter Peter Gordons huis was gevonden. Sachs ging naar de slaapkamer boven en Cooper en Pulaski vertrokken.
Rhyme schreef nog een memo aan Ron Scott, de locoburgemeester, met een beschrijving van Tweeëntwintig-vijfs werkwijze en het advies naar andere gevallen te zoeken van door hem gepleegde misdrijven waarvoor hij iemand anders had laten opdraaien. Er zouden natuurlijk nog aanwijzingen gevonden worden in het herenhuis van de hamsteraar, maar hij moest er niet aan denken hoeveel werk het onderzoeken van díé plaats delict zou gaan kosten.
Hij verstuurde de e-mail en net toen hij zich afvroeg hoe Andrew Sterling zou reageren als hij hoorde dat een van zijn slippendragers iets bijverdiende met de verkoop van data, ging zijn telefoon. Op het scherm stond een onbekend nummer.
‘Opdracht, telefoon, opnemen.’
Klik.
‘Hallo?’
‘Lincoln? Met Judy Rhyme.’
‘Hé, hallo, Judy.’
‘Ik weet niet of je het al hebt gehoord. De aanklachten zijn ingetrokken. Hij is vrij.’
‘Nu al? Ik wist dat ze ermee bezig waren, maar ik had gedacht dat het nog even zou duren.’
‘Ik heb er geen woorden voor, Lincoln. Ik bedoel geloof ik: dank je wel.’
‘Geen dank.’
‘Wacht even,’ zei Judy.
Ze hield een hand voor de hoorn. Rhyme hoorde gedempte stemmen en nam aan dat ze het tegen een van de kinderen had. Hoe heetten ze ook alweer?
Toen hoorde hij: ‘Lincoln?’
Het was vreemd, maar de stem van zijn neef, die hij in geen jaren had gehoord, klonk hem meteen vertrouwd in de oren. ‘Zo, Art. Hallo.’
‘Ik ben in de stad. Ze hebben me net laten gaan. Alle aanklachten zijn ingetrokken.’
‘Mooi zo.’
Kon het nog houteriger?
‘Ik weet niet wat ik moet zeggen. Dank je wel. Ontzettend bedankt.’
‘Graag gedaan.’
Al die jaren… Ik had eerder moeten bellen. Ik…’
‘Het geeft niet.’ Wat moet dat in vredesnaam betekenen? vroeg Rhyme zich af. Het gaf wél dat Art al die jaren geen rol in zijn leven had gespeeld. Wat hij tegen zijn neef zei, was alleen maar vulmateriaal. Hij wilde ophangen.
‘Je had het niet hoeven doen.’
‘Er waren een paar onregelmatigheden. Het was een vreemde situatie.’
Wat ook helemaal niets betekende. En Lincoln Rhyme vroeg zich af waarom hij het gesprek ontleedde. Het zou wel een afweermechanisme zijn, nam hij aan – en die gedachte was al net zo vervelend als de andere. Hij wilde echt ophangen. ‘Gaat het weer, na je detentie?’
‘Het was niet ernstig. Griezelig, maar die jongen was op tijd bij me. Hij heeft me van de muur geholpen.’
‘Gelukkig.’
Stilte.
‘Nou, nogmaals bedankt, Lincoln. Maar weinig mensen hadden dit voor me willen doen.’
‘Ik ben blij dat het goed is gekomen.’
‘We moeten eens afspreken. Jij en Judy en ik. En je vriendin. Hoe heet ze?’
‘Amelia.’
‘We maken een afspraak.’ Een lange stilte. ‘Laat ik maar ophangen. We moeten naar huis, naar de kinderen. Oké, hou je taai.’
‘Jij ook… Opdracht, telefoon, verbinding verbreken.’
Rhymes ogen vonden het SSD-dossier van zijn neef.
De andere won…
Hij wist dat ze nooit iets zouden ‘afspreken’. Dat was het dan, dacht hij. Het zat hem dwars dat er met de klik van de verbroken verbinding iets wat had kunnen gebeuren, onmogelijk was gemaakt, maar toen stelde hij vast dat dit het enige logische besluit was van de gebeurtenissen van de voorgaande drie dagen.
Hij dacht aan het logo van SSD. Ja, dacht hij, onze paden hebben elkaar na al die jaren weer gekruist, maar het lijkt alsof we van elkaar gescheiden zijn gebleven door een dicht raam. We hebben elkaar gezien en een paar woorden gewisseld, maar verder ging ons contact niet. Het is nu tijd dat we elk onze eigen wereld weer opzoeken.