29

Lon Sellitto werd eindelijk gebeld door iemand van het detentiecentrum.

Hij luisterde en knikte. ‘Bedankt.’ Hij verbrak de verbinding. ‘Arthur redt het. Hij is gewond, maar niet ernstig.’

‘Goddank,’ verzuchtte Sachs.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Rhyme.

‘Niemand snapt het. De dader is Antwon Johnson, door de federale rechtbank veroordeeld voor ontvoering over de staatsgrenzen. Hij is naar de Tombs overgebracht voor zijn proces wegens aanverwante misdrijven. Er schijnt iets in hem geknapt te zijn, lijkt het. Hij probeerde de schijn te wekken dat Arthur zichzelf had opgehangen. Johnson ontkende eerst en beweerde toen dat Arthur dood wilde en hem om hulp had gevraagd.’

‘De bewaarders hebben hem op tijd gevonden?’

‘Nee. Vreemd. Een andere gedetineerde ging Johnson te lijf. Mick Gallenta, veroordeeld wegens speed en smack. Hij was maar half zo groot als Johnson, maar hij sloeg hem buiten westen en tilde Arthur van de muur. Het was bijna op een opstand uitgedraaid.’

De telefoon ging en Rhyme herkende het kengetal.

Judy Rhyme.

Hij nam op.

‘Lincoln, heb je het al gehoord?’ vroeg ze beverig.

‘Ja.’

‘Waarom zou iemand zoiets doen? Waarom?’

‘Het is de gevangenis. Een andere wereld.’

‘Maar het is gewoon verzekerde bewaring, Lincoln. Detentie. Als hij tussen de veroordeelde moordenaars zat, zou ik het nog begrijpen, maar de meeste mensen daar zijn in afwachting van hun proces, toch?’

‘Dat klopt.’

‘Waarom zou iemand zijn eigen zaak op het spel zetten door te proberen een andere gedetineerde daar te vermoorden?’

‘Ik weet het niet, Judy. Het slaat nergens op. Heb je hem al gesproken?’

‘Hij mocht bellen. Hij kan niet zo goed praten. Zijn keel is beschadigd, maar het is niet zo erg. Ze houden hem een dag of twee op de ziekenboeg.’

‘Goed,’ zei Rhyme. ‘Hoor eens, Judy, ik wilde meer informatie hebben voordat ik je belde, maar… ik ben er vrij zeker van dat we kunnen aantonen dat Arthur onschuldig is. Het ziet ernaar uit dat er iemand anders achter zit. Hij heeft gisteren nog iemand vermoord en ik denk dat we hem kunnen koppelen aan de moord op Alice Sanderson.’

‘Niet waar! Echt? Wie dan, Lincoln?’ Ze liep niet meer op eieren, woog haar woorden niet meer op een goudschaaltje en was niet meer bang iemand voor het hoofd te stoten. Judy Rhyme was hard geworden, de afgelopen vierentwintig uur.

‘Dat proberen we nu uit te zoeken.’ Hij wierp een blik op Sachs en richtte zich weer tot de telefoon. ‘En niets wijst op een connectie tussen Arthur en het slachtoffer. Helemaal niets.’

‘Heb je…?’ Haar stem stierf weg. ‘Weet je dat zeker?’

Sachs stelde zich voor en zei: ‘Dat klopt, Judy.’

Ze hoorden haar ademen. ‘Moet ik de advocaat bellen?’

‘Die kan niets doen. Zoals het er nu voorstaat, is Arthur nog steeds onder arrest.’

‘Mag ik hem bellen om het hem te vertellen?’

Rhyme aarzelde. ‘Ja, ga je gang.’

‘Hij heeft naar je gevraagd, Lincoln. In de kliniek.’

‘O ja?’

Hij voelde dat Amelia Sachs naar hem keek.

‘Ja. Hoe het ook afloopt, zei hij, bedankt voor je hulp.’

Alles was anders gegaan…

‘Ik moet ophangen, Judy. We hebben het druk. We houden je op de hoogte.’

‘Dank je wel, Lincoln. En iedereen daar. God zegene jullie.’

Een aarzeling. ‘Tot ziens, Judy.’

Rhyme maakte geen gebruik van de spraakbesturing. Hij verbrak de verbinding met zijn rechterwijsvinger. Hij kon de ringvinger van zijn linkerhand beter sturen, maar zijn rechterwijsvinger was aalvlug.

Miguel 5465 is een overlevende van een tragedie en een betrouwbare werknemer. Hij gaat regelmatig op bezoek bij zijn zus en zwager op Long Island. Hij maakt via Western Union geld over naar zijn moeder en zus in Mexico. Hij is een moreel hoogstaand mens. Ooit, een jaar na de dood van zijn vrouw en kind, heeft hij de kostelijke som van vierhonderd dollar gepind in een buurt in Brooklyn die bekendstaat om zijn prostituees, maar hij bedacht zich. Het geld werd de volgende dag weer op zijn rekening gestort. Het was niet eerlijk dat hij tweeenhalve dollar moest betalen voor de transactie bij de pinautomaat.

Ik weet nog veel meer van Miguel 5465, meer dan van de meeste andere zestienen in de database, want hij is een van mijn ontsnappingsluiken.

En daar zit ik nu dringend om verlegen.

Het afgelopen jaar heb ik hem klaargestoomd om voor me in te vallen. Na zijn dood zal de nijvere politie de stukjes in elkaar passen. Nee maar, we hebben de moordenaar/verkrachter/kunstenmunt-en-dief! Zijn bekentenis stond in zijn afscheidsbrief – hij was wanhopig en de dood van zijn gezin had hem tot moorden aangezet. In een doosje in zijn zak zat een nagel van Myra Weinburg.

En kijk eens wat we nog meer hebben: bedragen op zijn rekening die op onverklaarbare wijze zijn verdwenen. Miguel overwoog een hoge hypotheek te nemen om een huis op Long Island te kopen, met een aanbetaling van een half miljoen, terwijl hij maar zesenveertigduizend dollar per jaar verdiende. Hij bezocht websites van galeries en informeerde naar schilderijen van Prescott. In de kelder van zijn appartement zijn vijf blikjes Miller-bier, Trojan-condooms, Edge-scheercrème en een van OurWorld gedownloade foto van Myra Weinburg aangetroffen. En hij had boeken over het kraken van computers en USB-sticks met programma's om wachtwoorden te kraken verstopt. Hij was depressief en had vorige week nog een brochure aangevraagd bij een therapeutisch behandelcentrum.

En dan is er nog zijn urenrapportage, waaruit blijkt dat hij niet op zijn werk was ten tijde van de misdrijven.

Bingo.

Ik heb zijn afscheidsbrief in mijn zak, een redelijke imitatie van zijn handschrift op basis van de kopieën van zijn afgeschreven cheques en leenaanvragen, voor het gemak gescand en onfatsoenlijk online beschikbaar. De brief is geschreven op papier dat lijkt op wat hij vorige maand in zijn buurtwinkel heeft gekocht, met inkt uit het soort pen waar hij er tientallen van heeft.

En aangezien een uitgebreid onderzoek naar hun belangrijkste dataleverancier, SSD, het laatste is wat de politie wil, is de zaak daarmee afgedaan. Hij gaat dood. De zaak is rond. En ik ga terug naar mijn Kast om mijn fouten te overdenken en me erop te bezinnen hoe ik het in de toekomst beter kan aanpakken.

Maar is dat geen levensles voor ons allemaal?

Wat de zelfmoord betreft: ik heb op Google Earth gekeken en via een simpel voorspellingsprogramma uitgezocht hoe hij na zijn werktijd van het metrostation naar huis loopt. Miguel 5465 neemt hoogstwaarschijnlijk een pad door een plantsoen hier in Queens, vlak langs de snelweg. De irritante verkeersgeluiden en de uitlaatgassen zorgen ervoor dat het plantsoen meestal uitgestorven is. Ik nader hem snel van achteren – hij zou me kunnen herkennen – en geef hem een aantal klappen op zijn hoofd met de met hagel gevulde ijzeren buis. Dan stop ik het briefje en het doosje met de nagel in zijn zak, sleep hem naar de afzetting en gooi hem eroverheen op de snelweg, vijftien meter lager.

Miguel 5465 loopt langzaam voorbij de etalages. En ik loop dertig, veertig passen achter hem, met mijn hoofd gebogen, onopvallend opgaand in mijn muziek na het werk, zoals tientallen anderen op weg naar huis, al staat mijn iPod niet aan (muziek is een van de weinige dingen die ik niet verzamel).

Het is niet ver meer naar het plantsoen. Ik…

Wacht even, er klopt iets niet. Hij slaat niet af naar het plantsoen. Hij stopt bij een Koreaanse buurtwinkel, koopt bloemen en loopt van de winkelstraat naar een verlaten buurt.

Ik verwerk de informatie, haal zijn gedrag door mijn kennisbank. De voorspelling werkt niet.

Een vriendin? Een familielid?

Hoe kan ik in vredesnaam iets van zijn leven níét weten?

Ruis in de data. Ik haat dat!

Nee, nee, dit is niet goed. Bloemen voor een vriendin, dat past niet in het profiel van een suïcidale moordenaar.

Miguel 5465 loopt verder. De lucht heeft de voorjaarsgeur van gemaaid gras, seringen en hondenpies.

Ha, ik snap het al. Ik ontspan.

De conciërge loopt door de poort van een kerkhof.

Natuurlijk, de overleden vrouw en het kind. Het gaat prima. De voorspelling klopt nog. Het blijft bij een kort oponthoud. De weg naar huis voert nog steeds door het plantsoen. Dit zou nog beter kunnen zijn, een laatste bezoek aan de echtgenote. Vergeef me dat ik in jouw afwezigheid heb verkracht en gemoord, liefste.

Ik volg hem op een veilige afstand op mijn makkelijke schoenen met rubberzolen die geen enkel geluid maken.

Miguel 5465 stevent regelrecht op een dubbel graf af, waar hij een kruis slaat en knielt om te bidden. Dan legt hij de bloemen bij vier andere boeketten in verschillende stadia van verlepping. Waarom zijn die uitstapjes naar het kerkhof niet in het systeem opgedoken?

Maar natuurlijk… Hij betaalt de bloemen contant.

Hij richt zich op en loopt weg.

Ik volg hem weer, diep ademhalend.

‘Neem me niet kwalijk, meneer,’ klinkt het achter me.

Ik verstijf en draai me langzaam om naar de beheerder, die het tegen mij heeft. Hij is geluidloos over het tapijt van kort, bedauwd gras achter me aan gekomen. En hij kijkt van mijn gezicht naar mijn rechterhand, die ik in mijn zak steek. Hij zou mijn beige stoffen handschoen kunnen hebben gezien.

‘Hallo,’ zeg ik.

‘Ik zag u daar tussen de struiken.’

Wat moet ik daarop zeggen?

‘De struiken?’

Ik zie aan zijn ogen dat hij zijn doden wil beschermen.

‘Mag ik vragen wie u komt bezoeken?’

Zijn naam staat op de borstzak van zijn overall, maar ik kan hem niet goed lezen. Stony? Wat is dat nou voor naam? Ik ben woest. Dit is Hun fout… Zij hebben dit gedaan, de mensen die achter me aan zitten! Zij hebben me onvoorzichtig gemaakt. In ben in de war geraakt door al die ruis, die vervuiling! Ik haat Ze, ik haat Ze…

Ik breng een meelevende glimlach op. ‘Ik ben een vriend van Miguel.’

‘O, dus u hebt Carmela en Juan gekend?’

‘Ja, dat klopt.’

Stony, of Stanley, vraagt zich af wat ik hier nog doe, want Miguel 5465 is weg. Hij beweegt zich. Ja, hij heet Stony… Zijn hand glijdt naar de walkietalkie op zijn heup. Ik herinner me de namen op de grafstenen niet. Zou Miguels vrouw Rosa hebben geheten en het jongetje José? Ben ik met open ogen in de val gelopen?

De slimheid van anderen is zo vervelend.

Stony kijkt naar zijn walkietalkie en wanneer hij opkijkt, zit het mes al half in zijn borst. Een, twee, drie stoten, voorzichtig om het bot heen – je kunt een vinger verrekken als je niet oppast, zoals ik door schade en schande heb geleerd. Het is bijzonder pijnlijk.

De geschrokken beheerder is taaier dan ik had gedacht. Hij duikt naar voren en pakt mijn kraag met de hand die niet naar de wond grijpt. We worstelen, grijpend en duwend en trekkend, een macabere dans tussen de graven, tot zijn hand loslaat en hij op zijn rug op de stoep valt, een kronkelende strook asfalt naar het kantoor van de begraafplaats. Zijn hand vindt de walkietalkie op het moment dat mijn lemmet zijn nek vindt.

Rats, rats, twee geluidloze halen openen de slagader of de ader of allebei en er spuit een verbluffend krachtige straal bloed omhoog.

Ik duik ervoor weg.

‘Nee, nee, waarom? Waaróm?’ Hij tast naar de wond, waardoor zijn handen niet meer in de weg zitten en ik de kans krijg de procedure aan de andere kant van zijn nek te herhalen. Rats, rats, ik kan er niets aan doen. Het is niet nodig, maar ik ben woest, razend – op Hen, omdat Ze me uit mijn evenwicht hebben gebracht. Ze hebben me gedwongen Miguel 5465 als ontsnapping te gebruiken, en nu hebben Ze me afgeleid. Ik ben slordig geworden.

Meer halen met het mes… Dan stap ik achteruit en een halve minuut en wat griezelig getrappel later is de man bewusteloos. Nog een halve minuut later gaat het leven over in de dood.

Ik sta erbij te kijken, verdoofd door de nachtmerrie, hijgend van inspanning. Ik sta voorovergebogen en voel me een ziek dier.

Ze – de politie – zullen weten dat ik het ben geweest, natuurlijk. Alle data zijn er. De moord is gepleegd aan het graf van de gezinsleden van een werknemer van SSD, en na de worsteling met de beheerder moeten er wel sporen zijn die die slimme politie kan herleiden naar de andere plaatsen delict. Ik heb geen tijd om op te ruimen.

Ze zullen begrijpen dat ik Miguel 5465 ben gevolgd om zijn zelfmoord in scène te zetten en dat ik ben gestoord door de beheerder.

De walkietalkie knettert. Iemand vraagt naar Stony. De stem klinkt niet ongerust; het is gewoon een oproep, maar als er geen reactie komt, zullen ze hem gaan zoeken.

Ik draai me om en loop snel weg, als een nabestaande die overmand is door verdriet en verbijsterd door wat de toekomst kan brengen.

Maar dat is natuurlijk ook precies wat ik ben.