34
De dood is simpel.
Ik heb nooit begrepen waarom de mensen het zo moeilijk maken. Neem nou films. Ik ben geen fan van thrillers, maar ik heb er genoeg gezien. Soms neem ik een zestien mee uit, om de verveling te verdrijven, om de schijn op te houden of omdat ik haar later ga vermoorden, en dan zitten we in de bioscoop en het is makkelijker dan een etentje; je hoeft minder te praten. En ik kijk naar de film en denk: wat is daar in godsnaam gaande op het scherm, waarom moet je allemaal van die gekunstelde dingen verzinnen om iemand te vermoorden?
Wat moet je met snoertjes en elektronica en ingewikkelde wapens en intriges als je ook op iemand af kunt lopen en hem binnen een halve minuut dood kunt meppen met een hamer?
Simpel. Doeltreffend.
En vergis je niet, de politie is slim (en, als dat niet ironisch is, de politie wordt vaak geholpen door SSD en innerCircle). Hoe ingewikkelder het plan, hoe meer kans je loopt iets achter te laten wat ze kunnen gebruiken om je te traceren, hoe meer kans dat er getuigen zijn.
En mijn plannen voor vandaag met de zestien die ik door de straten van Manhattan volg, zijn de eenvoud zelve.
Het fiasco op de begraafplaats van gisteren ligt achter me, en ik ben opgewekt. Ik heb een missie en een onderdeel daarvan is dat ik een van mijn verzamelingen ga uitbreiden.
Terwijl ik mijn doelwit volg, ontwijk ik links en rechts zestienen. Moet je ze toch eens zien… Mijn hart gaat sneller slaan. Mijn hoofd bonst bij de gedachte dat die zestienen op zich al verzamelingen zijn – van hun verleden. Meer informatie dan we kunnen bevatten. DNA is tenslotte niets meer dan een database van ons lichaam en onze genetische geschiedenis, die zich millennia ver in het verleden uitstrekt. Als je dat op een harde schijf kon zetten, hoeveel data zou je er dan af kunnen plukken? Daarbij vergeleken zou innerCircle maar een Commodore 64 zijn.
Adembenemend…
Maar terug naar de taak die voor me ligt. Ik werk me om een jonge zestien heen en ruik het parfum dat ze vanochtend heeft opgedaan in haar flatje op Staten Island of in Brooklyn in een sneue poging competentie uit te wasemen, terwijl het ordinair verleidelijk ruikt. Ik kom dichter bij mijn doelwit en voel de geruststelling van het pistool op mijn huid. Kennis mag dan macht zijn, maar er zijn andere, bijna net zo doeltreffende machtsmiddelen.
‘Hé, professor, we bespeuren activiteit.’
‘Hm, hm,’ barstte de stem van Roland Bell uit de speakers in de observatiebus, waar Lon Sellitto, Ron Pulaski en een aantal AT'ers zaten.
Bell, een rechercheur van de New Yorkse politie die wel eens met Rhyme en Sellitto samenwerkte, was op weg van het Water Street Hotel naar Police Plaza 1. Hij had zijn gebruikelijke spijkerbroek, werkhemd en blazer verruild voor een gekreukt pak, aangezien hij de rol speelde van de fictieve professor Carlton Soames.
Of, zoals hij het zelf met zijn lijzige zuidelijke accent zei: ‘Een stinkbal aan een haak en lijn.’
Bell fluisterde in het microfoontje op zijn revers, dat zo onzichtbaar was als zijn oortje: ‘Hoe dichtbij?’
‘Hij loopt een meter of vijftien achter je.’
‘Hm.’
Bell vormde de kern van Lincoln Rhymes ‘Expertplan’, dat hij had gebaseerd op zijn groeiende inzicht in Tweeëntwintig-vijf. ‘Hij loopt niet in onze computerval, maar hij snakt naar informatie. Ik weet het zeker. We moeten een ander soort val hebben. Geef een persconferentie en lok hem uit zijn tent. Laat ze vertellen dat we een expert in de arm hebben genomen en zet een undercoveragent op het podium.’
‘Je gaat ervan uit dat hij tv-kijkt.’
‘O, hij volgt het nieuws wel om te zien hoe wij de zaak aanpakken, zeker na het incident op de begraafplaats.’
Sellitto en Rhyme hadden iemand benaderd die niet betrokken was bij het onderzoek – Roland Bell was overal voor te porren als hij geen andere opdracht had. Vervolgens had Rhyme een vriend aan Carnegie Mellon University gebeld, waar hij een aantal keer gastcolleges had gegeven. Hij had hem over de misdrijven van Tweeëntwintig-vijf verteld en het bestuur van de universiteit, die vermaard was om wat er op het gebied van hightech-beveiliging werd gedaan, had willen helpen. Hun webmaster had dr. Carlton Soames aan de website toegevoegd.
Rodney Szarnek had een cv voor Soames opgesteld en naar tientallen wetenschappelijke websites gestuurd, en vervolgens had hij een geloofwaardige website voor Soames zelf in elkaar gedraaid. Sellitto had een kamer voor de professor gereserveerd in het Water Street Hotel, de persconferentie georganiseerd en afgewacht of Tweeëntwintig-vijf wel in déze val zou lopen.
Wat hij kennelijk had gedaan.
Bell was het Water Street Hotel uit gelopen en blijven staan om een overtuigend nepgesprek te voeren om er zeker van te kunnen zijn dat hij Tweeëntwintig-vijfs aandacht trok. Observatie had uitgewezen dat een man zich vlak na Bell het hotel uit had gehaast en hem nu volgde.
‘Herken je hem van SSD? IS hij een van de verdachten van onze lijst?’ vroeg Sellitto aan Pulaski, die naast hem naar het scherm zat te turen. Er liepen vier AT'ers een meter of vijftig achter Bell; twee van hen hadden een verborgen videocamera bij zich, maar het viel niet mee om het gezicht van de moordenaar goed in beeld te krijgen in de drukte op straat. ‘Het zou een van de technische mensen kunnen zijn. Of nee, gek, hij lijkt bijna op Andrew Sterling zelf. Of nee, misschien komt het doordat hij hetzelfde loopje heeft. Ik weet het niet, sorry.’
Sellitto, die zweette als een otter in de benauwde bus, veegde zijn gezicht af, leunde naar de microfoon over en zei: ‘Oké, professor, Tweeentwintig-vijf komt dichterbij. Hij is je nu tot op een meter of twaalf genaderd. Hij heeft een donker pak aan, met een donkere das. Hij heeft een koffertje bij zich. Zijn manier van lopen doet vermoeden dat hij gewapend is.’ De meeste politiemensen die een paar jaar op straat hebben gewerkt, herkennen een verschil in houding en tred wanneer een verdachte een wapen draagt.
‘Begrepen,’ zei de laconieke undercoveragent, die zelf twee pistolen bij zich droeg die hij met beide handen vaardig kon bedienen.
‘Man,’ bromde Sellitto, ‘ik hoop maar dat het lukt. Oké, Roland, sla maar rechts af.’
‘Hm.’
Rhyme en Sellitto geloofden niet dat Tweeëntwintig-vijf de professor op straat zou doodschieten. Wat zou hij daarmee bereiken? Rhyme veronderstelde dat hij Soames zou ontvoeren om erachter te komen hoeveel de politie wist en hem pas later zou vermoorden, of anders zou hij hem en zijn gezin misschien bedreigen om Soames zover te krijgen dat hij het onderzoek saboteerde. Het draaiboek vereiste dus dat Roland Bell een omweg maakte naar een plek waar geen mensen waren, zodat Tweeëntwintig-vijf toe zou slaan en ze hem konden pakken. Sellitto had een bouwterrein gevonden dat goed voldeed. Er was een lange, voor voetgangers afgezette stoep die de kortste weg was naar Police Plaza 1. Bell zou het verbodsbord negeren, de stoep nemen en na een meter of tien, vijftien uit het zicht verdwijnen. Aan de andere kant lag een team op de loer dat in actie zou komen zodra Tweeëntwintig-vijf zijn kans wilde grijpen.
Bell sloeg af, liep om het afzettingslint heen en volgde de stoffige stoep. Het geratel en gedreun van drilboren en heipalen vulde via Bells gevoelige microfoon de observatiebus.
‘We hebben je in beeld, Roland,’ zei Sellitto toen een van de mensen naast hem een schakelaar overhaalde en een andere camera de observatie overnam. ‘Kijk je ook, Linc?’
‘Nee, Lon, ik kijk naar Dancing with the Celebrities. Jane Fonda en Mickey Rooney komen zo.’
‘Het heet Dancing with the Stars, Linc.’
Rhymes stem knetterde door de bus. ‘Slaat Tweeëntwintig-vijf ook af, of durft hij niet meer? Kom op, kom op…’
Sellitto bewoog de muis en dubbelklikte. Het scherm werd gesplitst en nu waren ook de beelden van de camera van een opsporings- en bewakingsteam zichtbaar. Die gaven een andere hoek weer: Bell liep met zijn rug naar de camera over de stoep. Hij keek belangstellend naar de bouwwerkzaamheden, zoals elke normale voorbijganger zou doen. Even later dook Tweeëntwintig-vijf achter hem op. Hij hield afstand en keek ook naar de bouwplaats, maar duidelijk zonder enige interesse in de bouwvakkers; hij keek uit naar getuigen en politiemensen.
Hij aarzelde en keek nog eens om zich heen. Hij begon Bell in te halen.
‘Oké, mensen, opletten,’ riep Sellitto. ‘Hij haalt je in, Roland. Over een seconde of vijf ben je buiten beeld, dus kijk uit, begrepen?’
‘Ja hoor,’ zei de relaxte rechercheur op een toon alsof een barkeeper hem had gevraagd of hij een glas bij zijn flesje bier wilde.