27

Zelfs bij het horen van Judy's stem, de vertrouwdheid die hem zo geruststelde dat hij bijna moest huilen, bleef Arthur Rhyme aan de getatoeëerde blanke denken, die opgefokte speedfreak, Mick.

Hij bleef maar in zichzelf praten, stopte om de paar minuten zijn handen in zijn broek en leek al even vaak naar Arthur te kijken.

‘Lieverd, ben je er nog?’

‘Sorry.’

‘Ik moet je iets vertellen,’ zei Judy.

Over de advocaat, over het geld, over de kinderen. Wat het ook was, het zou hem te veel zijn. Arthur Rhyme stond op knappen.

‘Zeg het maar,’ fluisterde hij gelaten.

‘Ik ben bij Lincoln geweest.’

‘Wat?’

‘Ik moest wel… Je leek die advocaat niet te geloven, Art. Dit gaat niet vanzelf over.’

‘Maar… Ik had toch gezegd dat je hem niet moest bellen?’

‘Het gaat wel om een heel gezin, Art. Het gaat niet alleen om wat jíj wilt. De kinderen en ik zijn er ook nog. We hadden het veel eerder moeten doen.’

‘Ik wil hem er niet bij betrekken. Nee, bel hem maar weer op en zeg dat we hem bedanken, maar dat het in orde is.’

‘In orde?’ foeterde Judy Rhyme. ‘Ben je niet goed wijs?’

Soms geloofde hij dat ze sterker was dan hij, en waarschijnlijk ook slimmer. Ze was woedend geweest toen hij Princeton uit was gestormd nadat de vaste aanstelling aan zijn neus voorbij was gegaan. Ze had gezegd dat hij zich gedroeg als een driftig kind. Had hij maar naar haar geluisterd.

‘Jij denkt zeker dat John Grisham op het laatste moment de rechtbank binnenkomt om je te redden, maar dat zit er niet in. Jezus, Art, wees liever blij dat ik iets doe.’

‘Dat ben ik ook,’ zei hij snel. De woorden buitelden als eekhoorntjes over elkaar heen. ‘Alleen…’

‘Wat nou? Die man was bijna dood, is over zijn hele lichaam verlamd en zit in een rolstoel, en hij heeft alles opzijgezet om jouw onschuld te bewijzen. Wat haal je je in je hoofd? Moeten je kinderen opgroeien met een vader die een gevangenisstraf uitzit omdat hij iemand heeft vermoord?’

‘Natuurlijk niet.’ Hij vroeg zich weer af of ze wel echt geloofde dat hij Alice Sanderson, de vermoorde vrouw, niet had gekend. Ze dacht natuurlijk niet dat hij haar had vermoord; ze vroeg zich af of ze een verhouding hadden gehad.

‘Ik heb vertrouwen in ons rechtssysteem, Judy.’ God, wat klonk dat zwak.

‘Nou, Lincoln ís het rechtssysteem, Art. Bel hem liever op om hem te bedanken.’

Arthur aarzelde even en vroeg toen: ‘Wat denkt hij ervan?’

‘Ik heb hem gisteren nog gesproken. Hij belde om naar je schoenen te vragen – die maken deel uit van de bewijslast. Daarna heb ik niets meer van hem gehoord.’

‘Ben je bij hem geweest of heb je hem alleen aan de telefoon gehad?’

‘Ik ben bij hem thuis geweest. Hij woont in een mooi herenhuis aan Central Park West.’

Arthur werd bestookt door herinneringen aan zijn neef. ‘Hoe ziet hij eruit?’ vroeg hij.

‘Of je het gelooft of niet, hij ziet er nog net zo uit als die keer in Boston. Of nee, eigenlijk lijkt hij nu fitter.’

‘Maar hij kan niet lopen?’

‘Hij kan zich helemaal niet bewegen. Alleen zijn hoofd en schouders.’

‘En zijn ex? Ziet hij Blaine nog?’

‘Nee, hij heeft een ander. Een politievrouw. Een stuk. Lang, met rood haar. Ik moet zeggen dat het me verbaasde. Ik weet niet waarom, maar ik was toch verbaasd.’

Een lange vrouw met rood haar? Arthur dacht meteen aan Adrianna. En probeerde de herinnering weg te drukken. Het lukte niet.

Zeg me waarom, Arthur. Zeg me waarom je het hebt gedaan.

Een grauw van Mick, die weer met zijn hand in zijn broek zat en een hatelijke blik op Arthur wierp.

‘Het spijt me, schat. Bedankt dat je hem hebt gebeld. Lincoln.’

Toen voelde hij een hete adem in zijn nek. ‘Yo, ophangen jij.’

Er stond een latino achter hem.

‘Ophangen.’

‘Judy, ik moet ophangen. Er is maar één telefoon hier. Ik ben door mijn tijd heen.’

‘Ik hou van je, Art.’

‘Ik…’

De latino zette een pas naar voren en Arthur hing op en glipte naar zijn bank in een hoek van de detentieruimte. Hij staarde naar de vloer voor zijn voeten, de niervormige slijtplek. Staren, staren.

De gehavende vloer kon zijn aandacht echter niet vasthouden. Hij dacht aan het verleden. Meer herinneringen voegden zich bij die van Adrianna en zijn neef Lincoln… Arthurs ouderlijk huis aan de noordkust, dat van Lincoln in de westelijke voorsteden. Arthurs strenge koning van een vader, Henry. Zijn broer Robert. En de verlegen, briljante Marie.

Hij dacht ook aan Teddy, Lincolns vader (er zat een boeiend verhaal aan die bijnaam vast – zijn doopnaam was niet Theodore: Arthur wist waar de bijnaam vandaan kwam, maar Lincoln gek genoeg niet, dacht hij). Hij had oom Teddy altijd graag gemogen. Een lieve man, een tikje verlegen, een beetje stil, maar wie zou dat niet zijn in de schaduw van een oudere broer als Henry Rhyme? Arthur zocht Teddy en Anne wel eens op als Lincoln er niet was. Dan keken oom en neef in de kleine, gelambriseerde woonkamer naar een oude film of praatten over de Amerikaanse geschiedenis.

De plek op de vloer van de Tombs nam nu de vorm van Ierland aan. Arthur staarde er strak naar, alsof hij zo door een magisch gat in het leven Buiten kon verdwijnen, en de plek leek in beweging te komen.

Arthur Rhyme voelde zich nu compleet wanhopig. Hij begreep hoe naïef hij was geweest. Er waren geen magische ontsnappingsroutes, en ook geen praktische. Hij wist dat Lincoln een genie was. Hij had alle artikelen in de populaire bladen gelezen die hij maar kon vinden, en zelfs een paar van Lincolns wetenschappelijke geschriften.

De biologische effecten van bepaalde nanomaterialen…

Arthur begreep nu echter dat Lincoln niets voor hem kon doen. De zaak was hopeloos en hij zou de rest van zijn leven in de gevangenis uitzitten.

Nee, Lincolns rol in het geheel was gepast. Zijn neef, het familielid dat hem in zijn jeugd het meest na had gestaan, zijn surrogaatbroer, moest getuige zijn van zijn ondergang.

Met een verbeten glimlach op zijn gezicht keek hij op van de plek op de vloer. En toen besefte hij dat er iets was veranderd.

Vreemd. Deze vleugel van de detentieruimte was opeens uitgestorven.

Waar was iedereen gebleven?

Er naderden voetstappen.

Hij keek geschrokken op en zag iemand snel naar zich toe schuifelen. Zijn vriend, Antwon Johnson. Met kille ogen.

Arthur begreep het. Iemand viel hem in de rug aan!

Mick, natuurlijk.

En Johnson kwam hem redden.

Hij sprong overeind en draaide zich om… zo bang dat hij wel kon huilen. Hij zocht naar de speedfreak, maar…

Nee. Er was niemand.

Toen voelde hij dat Antwon Johnson de strop om zijn nek schoof, zo te zien een zelfgemaakte, van in elkaar gedraaide repen van een gescheurd overhemd.

‘Nee, wat…’ Arthur werd overeind getrokken. De reus sleurde hem van de bank. En sleepte hem naar de muur met de spijker die hij eerder had gezien, meer dan twee meter boven de vloer. Arthur kreunde en spartelde.

‘Sst.’ Johnson keek om zich heen in de verlaten nis van de zaal.

Arthur verzette zich, maar het was een gevecht tegen een blok hout, tegen een zak cement. Hij stompte zinloos tegen Johnsons nek en schouders en voelde dat hij van de vloer kwam. De zwarte man tilde hem op en haakte de zelfgemaakte strop om de spijker. Hij liet los, stapte achteruit en keek hoe Arthur zich schoppend en rukkend probeerde te bevrijden.

Waarom, waarom, waarom? Hij wilde het vragen, maar er kwamen alleen vochtige sputtergeluiden over zijn lippen. Johnson keek belangstellend naar hem. Zonder woede, zonder sadistische schittering in zijn ogen. Hij keek gewoon toe alsof hij het wel interessant vond.

En terwijl Arthur sidderde en alles zwart voor zijn ogen werd, besefte hij dat het een list was geweest; Johnson had maar één reden gehad om hem van de latino's te redden: hij had Arthur zelf willen hebben.

‘Nnn…’

Waarom?

Johnson zette zijn handen in zijn zij, leunde naar hem over en fluisterde: ‘Ik doe het voor jou, man. Shit, anders had je het over een maand of twee zelf gedaan. Jij bent niet gebouwd op dit hier. Verzet je er niet meer tegen. Relax, geef het gewoon op, vat je?’

Pulaski kwam terug van zijn missie bij SSD en hield de gestroomlijnde grijze harddisk in de lucht.

‘Goed gedaan, groentje,’ zei Rhyme.

Sachs knipoogde. ‘Je eerste geheime opdracht.’

Hij trok een grimas. ‘Het voelde niet echt als een opdracht. Het voelde meer als een misdrijf.’

‘Als we hard genoeg zoeken, vinden we vast wel een gerede grond,’ zei Sellitto geruststellend.

‘Ga je gang,’ zei Rhyme tegen Rodney Szarnek.

De computerjongen sloot de harddisk aan op een USB-poort op zijn gehavende laptop, sloeg gedecideerd toetsen aan en keek naar het scherm.

‘Mooi, mooi…’

‘Heb je een naam?’ vroeg Rhyme kortaf. ‘Iemand bij SSD die de dossiers heeft gedownload?’

‘Hè?’ Szarnek lachte. ‘Zo makkelijk gaat dat niet. Het gaat wel even duren. Ik moet dit op het mainframe van Computerdelicten laden en dan…’

‘Hoe lang is “even”?’ vroeg Rhyme chagrijnig.

Szarnek knipperde weer met zijn ogen, alsof hij nu pas zag dat de criminalist gehandicapt was. ‘Dat is afhankelijk van de mate van fragmentatie, de ouderdom van de bestanden, de allocatie, de partitionering en…’

‘Ja, laat maar. Als je je best maar doet.’

‘Wat heb je nog meer ontdekt?’ vroeg Sellitto.

Pulaski vertelde over zijn gesprekken met de technisch directeuren die toegang hadden tot alle datahokken. Hij voegde eraan toe dat hij Andy Sterling ook had gesproken, en dat zijn mobiele telefoon bevestigde dat zijn vader rond het tijdstip van de moord vanaf Long Island had gebeld. Zijn alibi was deugdelijk. Thom werkte hun verdachtenlijst bij.

Andrew Sterling, directeur, hoofd raad van bestuur

(alibi: op Long Island, geverifieerd. Bevestigd door zoon)

Sean Cassel, hoofd Verkoop en Marketing

(geen alibi)

Wayne Gillespie, hoofd Technische Operaties

(geen alibi)

Samuel Brockton, hoofd Compliance

(alibi: hotelgegevens bevestigen aanwezigheid in Washington)

Peter Arlonzo-Kemper, hoofd Personeelszaken

(alibi: bij echtgenote, door haar geverifieerd – partijdig?)

Steven Shraeder, hoofd Technische Dienst, dagploeg

(alibi: op kantoor, volgens urenrapportage)

Faruk Mameda, hoofd Technische Dienst, nachtploeg

(geen alibi)

Cliënt SSD (?) – lijst van Sterling gekregen

Onbekende, ingehuurd door Andrew Sterling (?)

Iedereen van SSD die toegang had tot innerCircle was nu dus op de hoogte van het onderzoek… En toch had de bot die het bestand ‘De moord op Myra Weinburg’ bewaakte nog geen enkele inbraakpoging gemeld. Was Tweeëntwintig-vijf op zijn hoede? Of miste de val doel? Zaten ze er helemaal naast met de veronderstelling dat de moordenaar iets met SSD te maken had? Het viel Rhyme in dat ze zo onder de indruk waren geweest van de macht van Sterling en zijn bedrijf dat ze andere mogelijke verdachten hadden verwaarloosd.

Pulaski pakte een cd. ‘Hier staan de cliënten op. Ik heb er even snel naar gekeken. Het zijn er een stuk of driehonderdvijftig.’

‘Oei.’ Rhyme trok een gekweld gezicht.

Szarnek laadde de cd en opende hem in een spreadsheet. Rhyme keek mee op zijn eigen flatscreen. Het waren tegen de duizend dichtbedrukte pagina's.

‘Ruis,’ zei Sachs. Ze legde uit wat Sterling had verteld over data; dat ze onbruikbaar zijn als ze vervuild zijn, niet volledig genoeg of te uitgebreid. Szarnek scrolde door de overvloed aan informatie – welke cliënten welke lijsten gesorteerde data hadden gekocht. Het was te veel. Toen kreeg Rhyme een inval. ‘Kun je ook zien wanneer de data zijn gedownload?’

Szarnek keek naar het scherm. ‘Ja, dat staat erbij.’

‘Laten we dan kijken wie er vlak voor de misdrijven gegevens hebben gedownload.’

‘Goed idee, Linc,’ zei Sellitto. ‘Tweeëntwintig-vijf zou de allernieuwste informatie willen hebben.’

Szarnek dacht erover na. ‘Ik denk dat ik wel een bot in elkaar kan hacken om het na te gaan. Het kan even duren, maar het is te doen. Vertel maar wanneer de misdaden precies zijn gepleegd.’

‘Dat weten we. Mel?’

‘Oké.’ Cooper verzamelde de gegevens over de diefstal van het schilderij en de munten en de twee verkrachtingen.

‘Hé, gebruik jij Excel?’ vroeg Pulaski aan Szarnek.

‘Ja.’

‘Wat is dat precies?’

‘Een spreadsheet. Het wordt vooral gebruikt voor verkoopcijfers en financiële gegevens, maar tegenwoordig doen mensen er van alles mee.’

‘Kan ik ermee leren werken?’

‘Ja, hoor. Je kunt een cursus volgen. Bij de New School of Learning Annex, bijvoorbeeld.’

‘Dat had ik eerder moeten doen. Ik ga het uitzoeken, die cursussen.’

Rhyme dacht dat hij nu begreep waarom Pulaski liever niet terug had gewild naar SSD. ‘Zet dat maar onder aan je lijst, groentje,’ zei hij.

‘Hoe bedoelt u, meneer?’

‘Denk erom dat mensen je op allerlei manieren dwars kunnen zitten. Ga er niet van uit dat zij gelijk hebben en jij niet omdat zij iets weten wat jij niet weet. De vraag is: móét je het weten om je werk beter te kunnen doen? Dan moet je het leren. Zo niet, dan is het ballast, weg ermee.’

Pulaski lachte. ‘Oké. Bedankt.’

Rodney Szarnek pakte de cd en de harddisk in en vertrok met zijn laptop naar het mainframe van Computerdelicten.

Toen hij weg was, keek Rhyme naar Sachs, die telefonisch informatie opzocht over de datascrounger die een paar jaar eerder in Colorado om het leven was gekomen. Hij kon haar niet verstaan, maar zag wel dat ze relevante informatie kreeg: ze zat met haar hoofd naar voren, haar lippen waren vochtig en ze trok aan een lok haar. Haar zacht glanzende ogen stonden geconcentreerd. Het was een bijzonder erotische aanblik.

Bespottelijk dacht hij. Hou je kop bij de zaak. Hij probeerde het gevoel te verdringen, wat maar ten dele lukte.

Sachs sloot haar gesprek af. ‘Ik heb de staatspolitie van Colorado gesproken. Die datascrounger heette P.J. Gordon. Peter James. Op een dag kwam hij niet terug van het mountainbiken. Ze vonden zijn fiets onder aan een klif, helemaal verfrommeld. Hij lag naast een diepe rivier. Ongeveer een maand later kwam het lichaam een kilometer of dertig stroomafwaarts boven. Het DNA klopte.’

‘Hebben ze de zaak onderzocht?’

‘Niet echt. In dat gebied gebeuren zoveel ongelukken met fietsen, ski's en sneeuwscooters. Ze gingen ervan uit dat dit ook een ongeluk was, maar er waren een paar onbeantwoorde vragen. Het scheen dat Gordon had geprobeerd in te breken bij de servers van SSD in Californië – niet in de database, maar in de bestanden van de onderneming zélf en een paar personeelsdossiers. Niemand weet of het hem is gelukt of niet. Ik heb geprobeerd mensen van zijn bedrijf te vinden, Rocky Mountain Data, om te vragen of die meer wisten, maar ik heb niemand kunnen vinden. Sterling heeft het bedrijf opgekocht, de database overgenomen en iedereen ontslagen.’

‘Kunnen we meer over hemzelf aan de weet komen?’

‘De staatspolitie heeft geen familie kunnen traceren.’

Rhyme knikte bedachtzaam. ‘Oké, een interessante veronderstelling, om jouw lievelingswoord van deze week te gebruiken, Mel. Die Gordon zoekt op eigen houtje in de bestanden van SSD en vindt iets over Tweeentwintig-vijf, die beseft dat hij in de nesten zit en dat hij ontmaskerd gaat worden. Hij vermoordt Gordon en laat het op een ongeluk lijken. Sachs, had de politie in Colorado dossiers?’

Ze zuchtte. ‘In het archief. Ze zullen ze opzoeken.’

‘Nou, ik wil weten wie van SSD er destijds werkte, toen Gordon omkwam.’

Pulaski belde Mark Whitcomb, die na een halfuur terugbelde. Een gesprek met Personeelszaken bracht aan het licht dat tientallen employés toen ook al bij het bedrijf hadden gewerkt, onder wie Sean Cassel, Wayne Gillespie, Mameda en Shraeder en Martin, de persoonlijk assistent van Sterling.

Dat grote aantal hield in dat de zaak-Peter Gordon weinig aanknopingspunten bood. Toch hoopte Rhyme dat hij in de complete dossiers van de staatspolitie van Colorado een aanwijzing in de richting van een van de verdachten zou kunnen vinden.

Hij zat naar de lijst te staren toen Sellitto's telefoon ging. Hij nam op en Rhyme zag hem verstijven. ‘Wat?’ snauwde hij met een blik op Rhyme. ‘Dat meen je niet. Vertel op… Bel me zodra je het weet.’

Hij verbrak de verbinding. Zijn lippen vormden een smalle streep en hij had een frons in zijn voorhoofd. ‘Linc, het spijt me. Je neef. Iemand heeft hem aangevallen in het detentiecentrum. Geprobeerd hem te vermoorden.’

Sachs liep naar Rhyme toe en legde haar hand op zijn schouder. Hij voelde de schrik in het gebaar.

‘Hoe is het met hem?’

‘De directeur belt me terug, Linc. Hij ligt op de spoedeisende hulp daar. Ze weten nog niets.’