38

Mel Cooper keek verbaasd op.

‘Dat pakhuis? Waar Joe is vermoord? Een uitgever heeft het gehuurd om er papier op te slaan dat gerecycled moet worden, maar het is al maanden niet meer in gebruik. Het gekke is dat niet duidelijk is wie de eigenaar is.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Ik heb alle aktes doorgenomen. Het wordt verhuurd aan een keten van drie bedrijven en het is in handen van een onderneming uit Delaware die weer in handen is van een paar New Yorkse bedrijven. De uiteindelijke eigenaar zou gevestigd zijn in Maleisië.’

Toch had Tweeëntwintig-vijf het gevonden, en hij had geweten dat hij er veilig een slachtoffer kon martelen. Hoe? Hij was nu eenmaal de man die alles wist.

De telefoon in het lab ging en Rhyme keek naar het scherm. We hebben zoveel slecht nieuws in de zaak-225 gekregen, laat dit alsjeblieft goed zijn, dacht hij. ‘Hallo, inspecteur Longhurst.’

‘Rechercheur Rhyme, ik wil u even op de hoogte brengen. Er lijkt hier echt iets te gebeuren.’ Haar stem verried een ongebruikelijk enthousiasme. Ze vertelde dat d'Estourne, de Franse agent van de veiligheidsdienst, zich naar Birmingham had gehaast en contact had opgenomen met een paar Algerijnen van de moslimgemeenschap in West Bromwich, een voorstad. Hij had gehoord dat een Amerikaan een paspoort en reisdocumenten had aangevraagd naar Noord-Afrika, vanwaar hij naar Singapore wilde doorreizen. Hij had een grote som aanbetaald en ze hadden beloofd dat de documenten de volgende avond klaar zouden liggen. Zodra hij ze had opgehaald, zou hij naar Londen gaan om zijn werk af te maken.

‘Mooi zo,’ zei Rhyme grinnikend. ‘Dat houdt in dat Logan er al is, denkt u ook niet? In Londen.’

‘Ik weet het wel zeker,’ beaamde Longhurst. ‘Hij wil morgen schieten, wanneer onze dubbelganger de mensen van M15 op het schietterrein ontmoet.’

‘Precies.’

Richard Logan had de documenten dus besteld, en er veel geld voor betaald, om het team op Birmingham gericht te houden, terwijl hij zich naar Londen spoedde om dominee Goodlight te doden.

‘Wat vinden Danny Krügers mensen ervan?’

‘Die zeggen dat er een boot aan de zuidkust wacht om hem bij nacht en ontij naar Frankrijk te brengen.’

Bij nacht en ontij. Rhyme vond het prachtig. Zo praatte de politie in Amerika niet.

Hij dacht weer aan het onderduikadres bij Manchester en de inbraak bij Goodlights stichting in Londen. Zou hij iets hebben opgemerkt als hij via de hd-video het raster op een van beide plekken had gelopen? Een kleine aanwijzing die over het hoofd was gezien die hun een beter idee kon geven van waar en wanneer de moordenaar precies wilde toeslaan? Er was nu hoe dan ook niets meer te vinden. Hij kon alleen maar hopen dat ze de juiste conclusies hadden getrokken.

‘Wat hebt u ingezet?’

‘Tien man bij de schietzone. Allemaal in burger of in camouflage.’ Ze voegde eraan toe dat Danny Krüger, de Franse agent en een tactisch team zich ‘subtiel opvallend’ gedroegen in Birmingham. Longhurst had ook extra beschermingsmaatregelen getroffen voor de dominee op zijn onderduikadres; uit niets bleek dat de moordenaar het adres had achterhaald, maar ze wilde geen enkel risico nemen.

‘Binnenkort weten we meer, rechercheur.’

Net toen ze het gesprek afsloten, zei de computer ping.

Meneer Rhyme?

De woorden verschenen op het scherm voor hem, in een venstertje waarin hij Amelia Sachs’ woonkamer kon zien via een webcam. Hij zag Pam, die aan het toetsenbord naar hem zat te msn'en.

‘Hallo, Pam, hoe is het?’ dicteerde hij. Hallopem moe wist, verscheen er op het scherm.

Die kloterige computer ook. Misschien moest Rodney Szarnek, hun digitale goeroe, maar eens een nieuw systeem installeren.

Pam begreep hem echter prima.

Goed, schreef ze terug. En met u?

Goed.

Is Amelia er ook?

Nee. Zwerkt aan de zaak.

L Balen. Wil haar spreken. Neemt tel niet op.

Knik iets…

Godver. Hij zuchtte en probeerde het nog eens. Kan ik iets doen?

Nee, bedankt. Hij zag haar naar haar mobieltje kijken en toen weer naar het scherm. Rachel belt, tikte ze. Ben zo terug.

Ze liet de webcam aan, maar wendde zich ervan af voor haar gesprek.

Ze hees een enorme schooltas op haar schoot, wroette erin, sloeg een map open en pakte er notities uit, die ze zo te zien begon voor te lezen.

Rhyme wilde zijn aandacht weer op de schema's richten, maar wierp nog een laatste blik op het venstertje van de webcam.

Er klopte iets niet.

Hij fronste zijn voorhoofd en rolde ongerust naar het scherm toe.

Er leek nog iemand in Sachs’ huis te zijn. Was het waar? Hij kon het niet goed zien, maar toen hij zijn ogen half dichtkneep, zag hij dat er inderdaad een man was. Hij stond weggedoken in de donkere gang, op maar een meter of vijf bij Pam vandaan.

Rhyme stak zijn hoofd zo ver mogelijk naar voren en tuurde. Een indringer, zijn gezicht verborgen onder een pet. En hij had iets in zijn hand. Was het een pistool? Een mes?

‘Thom!’

De assistent reageerde niet. O ja, hij zette het vuilnis buiten.

‘Opdracht, telefoon, bellen, Sachs, privé.’

Goddank deed het systeem precies wat hij zei.

Hij zag Pam naar de telefoon naast de computer kijken, maar ze nam niet op; het was haar huis niet. Ze zou de voicemail laten opnemen. Ze praatte verder in haar mobieltje.

De man leunde de woonkamer in; zijn gezicht, dat werd beschaduwd door de klep van de pet, was naar Pam gekeerd.

‘Opdracht, msn!’

Het venster verscheen op het scherm.

‘Opdracht, typen: “Pam uitroepteken.” Opdracht, versturen.’

Pam ui troepteek.

Shit!

‘Opdracht, typen: “Pam gevaar ga weg.” Opdracht, versturen.’

Dit bericht kwam betrekkelijk onbeschadigd door.

Pam, toe, lees het! smeekte Rhyme in gedachten. Kijk naar het scherm!

Het meisje ging echter helemaal op in haar conversatie. Haar gezicht stond niet meer zo zorgeloos. Het gesprek was kennelijk serieus geworden.

Rhyme belde het alarmnummer. De centralist beloofde dat er binnen vijf minuten een politieauto bij het huis zou aankomen, maar de indringer kon in een fractie van een seconde bij Pam zijn, die zich niet van zijn aanwezigheid bewust was.

Rhyme wist dat het Tweeëntwintig-vijf was, uiteraard. Hij had Malloy gemarteld om informatie over hen allemaal te bemachtigen. Amelia Sachs was de eerste op zijn dodenlijst. Alleen zou hij niet Sachs vermoorden, maar dit onschuldige meisje.

Zijn hart bonkte, wat hij voelde aan een hevige, bonzende hoofdpijn. Hij belde nog eens. De telefoon ging vier keer over. Hallo, met Amelia. Spreek een bericht in na de piep.

Hij probeerde het nog eens. ‘Opdracht, typen: “Pam bel me punt. Lincoln punt.”’

En wat moest hij tegen haar zeggen als hij haar bereikte? Sachs had wapens in huis, maar hij wist niet waar. Pam was gespierd en de indringer leek niet veel groter dan zij, maar hij was gewapend. En gezien de plek waar hij stond, kon hij een touw om haar nek slaan of een mes in haar rug steken voordat ze zijn aanwezigheid zelfs maar had opgemerkt.

En het zou voor Rhymes ogen gebeuren.

Ze zwenkte eindelijk terug naar het computerscherm. Nu zou ze het bericht zien.

Goed zo, kijk maar.

Rhyme zag een schaduw op de vloer. Kwam de moordenaar dichterbij?

Pam, die nog steeds telefoneerde, schoof naar de computer toe, maar ze keek naar het toetsenbord, niet naar het scherm.

Kijk op! spoorde Rhyme haar geluidloos aan.

Alsjeblieft! Lees dat bericht nou, verdomme!

Maar Pam was een kind van haar tijd, dus hoefde ze niet naar het scherm te kijken om te controleren of ze geen typefouten maakte. Met haar mobieltje tussen haar wang en schouder geklemd keek ze naar het toetsenbord terwijl ze snel tikte.

moet gaan, dag meneer Rhyme, CU :-)

Het scherm werd zwart.

Amelia Sachs voelde zich niet lekker in het tyvek-pak met capuchon en hoezen om haar voeten. Ze was claustrofobische en misselijk van het inademen van de bittere geur van vochtig papier, bloed en zweet in het pakhuis.

Ze had hoofdinspecteur Joseph Malloy niet goed gekend, maar hij was ‘een van ons’, zoals Lon Sellitto had gezegd, en ze walgde van de manier waarop Tweeëntwintig-vijf hem had gemarteld om de informatie los te krijgen die hij hebben wilde. Ze was bijna klaar met het onderzoeken van de plaats delict en bracht de monsterzakken naar buiten, oneindig dankbaar voor de lucht daar, al stonk die naar uitlaatgassen.

Ze bleef de stem van haar vader maar horen. Ze had als jong meisje een keer in de slaapkamer van haar ouders gekeken en haar vader daar in zijn gala-uniform zien huilen. Het had haar van streek gemaakt; ze had hem nog nooit zien huilen. Hij had haar de kamer in gewenkt. Hermann Sachs speelde altijd open kaart met zijn dochter, en nu had hij haar een stoel bij het bed gewezen en uitgelegd dat een van zijn vrienden, ook een politieman, was doodgeschoten terwijl hij een overval verijdelde.

‘Amie, in dit werk is iedereen familie van elkaar. Je brengt waarschijnlijk meer tijd door met je collega's dan met je eigen vrouw en kinderen. Telkens als er iemand in het blauw sterft, ga je zelf ook een beetje dood. Of het nu een wijkagent is of een hoofdinspecteur, het is allemaal familie en je voelt dezelfde pijn wanneer je iemand verliest.’

Ze voelde nu de pijn waarover hij het had gehad. Heel diep.

‘Ik ben klaar,’ zei ze tegen het team van de recherche, dat bij hun busje stond. Ze had de plaats delict alleen onderzocht, maar de rechercheurs uit Queens hadden foto's en filmopnames gemaakt en het raster gelopen op de secundaire pd's, de routes waarlangs de dader vermoedelijk was binnengekomen en weggegaan.

Sachs knikte naar de schouwarts en haar mensen van het pathologischan-atomisch instituut en zei: ‘Ik ben klaar, jullie mogen hem naar het lab brengen.’

De mannen, die dikke groene overalls en handschoenen droegen, liepen naar binnen. Toen ze de aanwijzingen in melkkratten pakte om ze naar Rhyme te laten vervoeren, keek Sachs op.

Er werd naar haar gekeken.

Ze had het gerinkel van metaal op metaal, beton of glas uit een verlaten steeg horen komen. Ze wierp er een snelle blik op en dacht iemand te zien wegduiken bij een afgedankt laadplatform dat jaren geleden was ingestort.

Zoek grondig, maar denk om je rug…

Ze herinnerde zich de begraafplaats, waar de moordenaar met zijn gejatte politiepet op naar haar had gekeken. Ze voelde hetzelfde onbehagen als daar. Ze liet de aanwijzingen liggen en liep met haar hand op haar Glock de steeg in. Ze zag niemand.

Paranoia.

‘Rechercheur?’ riep een van de technisch rechercheurs.

Ze liep door. Zag ze een gezicht achter dat groezelige raam?

‘Rechercheur!’ hield de man vol.

‘Ik kom,’ riep ze korzelig terug.

‘Neem me niet kwalijk, maar er is telefoon voor u. Rechercheur Rhyme.’

Ze zette haar telefoon altijd uit als ze een plaats delict onderzocht, om afleiding te vermijden.

‘Zeg maar dat ik zo terugbel.’

‘Rechercheur, ik moet tegen u zeggen dat het over Pam gaat. Er is iets gebeurd, bij u thuis. U moet er meteen heen.’