41
Amelia Sachs baande zich een weg door het verkeer, gefrustreerd door de rumoerige, lauwe reacties van de Japanse motor.
Hij klonk als een ijsmachine. Met net zoveel paardenkracht.
Ze had Rhyme twee keer gebeld, maar was beide keren regelrecht doorgeschakeld naar de voicemail. Het was een zeldzaamheid, want Lincoln Rhyme kwam uiteraard zelden buiten. En er was iets vreemds gaande op het hoofdbureau: Lon Sellitto's telefoon deed het niet. En noch hij, noch Ron Pulaski nam zijn mobiele telefoon op.
Zat Tweeëntwintig-vijf daar ook achter?
Reden te meer om snel te werk te gaan met de aanwijzing die ze in haar huis had gevonden. Ze geloofde dat het iets zou opleveren. Misschien was dit de doorslaggevende aanwijzing, het ene ontbrekende stukje van de puzzel dat ze nodig hadden om deze zaak tot een goed einde te brengen.
Ze zag haar bestemming, niet ver weg. Ze dacht aan wat er met haar Camaro was gebeurd. Om Pams auto niet ook in gevaar te brengen – want ze vermoedde dat Tweeëntwintig-vijf de hand had gehad in de beslaglegging – reed ze een blokje om en vond een van de zeldzaamste fenomenen van Manhattan: een toegestane, vrije parkeerplaats.
Wat zeg je me daarvan?
Misschien was het een gunstig voorteken.
‘Waarom doe je dit?’ fluisterde Ron Pulaski in de verlaten steeg in Queens.
Mark Whitcomb gaf geen antwoord. ‘Luister naar me.’
‘Ik dacht dat we vrienden waren.’
‘Tja, iedereen denkt allerlei dingen die uiteindelijk niet waar blijken te zijn. Zo is het leven.’ Whitcomb schraapte zijn keel. Hij maakte een zenuwachtige, gespannen indruk. Pulaski herinnerde zich Sachs’ opmerking dat de moordenaar de druk van de achtervolging voelde en daardoor onvoorzichtig werd. En gevaarlijker.
Pulaski ademde moeizaam.
Whitcomb keek nog eens snel om zich heen voordat hij Pulaski weer aankeek. Hij hield zijn pistool stevig vast en het was duidelijk dat hij wist hoe hij het moest gebruiken. ‘Luister je goddomme wel?’
‘Godver. Ik luister.’
‘Ik wil niet dat dit onderzoek doorgaat. Het moet ophouden.’
‘Ophouden? Ik zit in de surveillancedienst. Hoe moet ik iets laten ophouden?’
‘Dat zeg ik toch: sabotage. Maak aanwijzingen zoek. Stuur mensen de verkeerde kant op.’
‘Dat verdom ik,’ zei Pulaski opstandig.
Whitcomb schudde bijna met weerzin zijn hoofd. ‘O, jawel. Het kan goedschiks of kwaadschiks, Ron.’
‘En mijn vrouw? Kun je haar daar weg krijgen?’
‘Ik kan alles wat ik wil.’
De man die alles weet…
Pulaski deed zijn ogen dicht en knarsetandde, zoals hij als kind had gedaan. Hij keek naar het gebouw waar Jenny werd vastgehouden.
Jenny, de vrouw die er net zo uitzag als Myra Weinburg.
Ron Pulaski verzoende zich met wat hij moest doen. Het was verschrikkelijk, het was waanzin, maar hij had geen keus. Hij kon geen kant op.
‘Goed dan,’ prevelde hij met gebogen hoofd.
‘Doe je het?’
‘Dat zeg ik toch?’ snauwde hij.
‘Verstandig, Ron. Heel verstandig.’
‘Maar je moet wel beloven…’ – Pulaski aarzelde een fractie van een seconde en keek achter Whitcomb – ‘… dat de baby en zij vandaag nog vrijkomen.’
Whitcomb volgde zijn blik en keek snel over zijn schouder, waardoor de loop van zijn pistool iets verschoof.
Pulaski stelde vast dat hij het goed had gedaan en aarzelde niet. Hij duwde het wapen met zijn linkerhand verder opzij, tilde zijn been op en trok een kleine revolver uit een enkelholster. Amelia Sachs had hem op het hart gedrukt er altijd een bij zich te dragen.
Whitcomb vloekte en probeerde zijn hand los te rukken, maar Pulaski hield hem stevig vast en sloeg het pistool zo hard in zijn gezicht dat hij bot hoorde kraken.
Whitcomb slaakte een gesmoorde kreet. Het bloed gutste uit zijn neus. Hij zakte door zijn knieën en Pulaski slaagde erin het pistool uit zijn vingers te wringen, maar hij kreeg er geen vat op. Het zwarte pistool rolde op de grond terwijl de beide mannen een onhandige worstelpartij begonnen en bleef liggen zonder af te gaan. Whitcomb, die grote ogen had van paniek en woede, duwde Pulaski tegen de muur en wilde zijn hand pakken.
‘Nee, nee!’
Whitcomb gaf Pulaski een kopstoot en de jonge agent, die zich de verschrikking herinnerde van de knuppel die hem jaren geleden op zijn voorhoofd had geraakt, deinsde in een reflex achteruit. Dat gaf Whitcomb net de kans die hij nodig had om Pulaski's reservewapen omhoog te duwen en met zijn andere hand de Glock te pakken en op Pulaski's hoofd te richten.
Pulaski had alleen nog tijd om een schietgebedje te zeggen en een beeld van zijn vrouw en kinderen op te roepen, een levensecht portret om mee te nemen naar de hemel.
Er was eindelijk weer elektriciteit, en Cooper en Rhyme gingen snel aan het werk met de aanwijzingen uit het pakhuis waar Joe Malloy was vermoord. Ze waren alleen in het lab; Lon Sellitto was naar het hoofdbureau gegaan om te proberen zijn schorsing te laten terugdraaien.
De foto's onthulden niets en de materiële sporen leverden niet veel op. De schoenafdruk was onmiskenbaar van Tweeëntwintig-vijf; hij kwam overeen met de afdruk die ze eerder hadden gevonden. De bladfragmenten waren afkomstig van kamerplanten: ficus en aglaonema of Maleise zwaardplant. Het sporenmateriaal bestond uit aarde die niet getraceerd kon worden, meer stof van de Twin Towers en een wit poeder dat koffiecreamer bleek te zijn. Het brede plakband was merkloos; het kon niet herleid worden tot een bron.
Rhyme verbaasde zich over de hoeveelheid bloed op de aanwijzingen. Hij dacht terug aan Sellitto's beschrijving van de hoofdinspecteur.
Hij is een kruisvaarder…
Al beweerde hij altijd met klem afstandelijk te zijn, Malloys dood – en de gruwelijke wijze waarop hij was gestorven – zat hem wel degelijk dwars. Rhymes woede laaide nog hoger op, evenals zijn gevoel van onbehagen. Hij keek zo nu en dan door het raam, alsof Tweeëntwintig-vijf hem juist op dat moment besloop, hoewel hij Thom had opgedragen alle ramen en deuren af te sluiten en de bewakingscamera's aan te zetten.
PLAATS DELICT JOSEPH MALLOY
- Skechers-werkschoen maat 45
- Bladeren kamerplanten: ficus en aglaonema (Maleise zwaardplant)
- Aarde, niet te traceren
- Stof van aanslag Twin Towers
- Koffiecreamer
- Breed plakband, merkloos, niet te traceren
‘Zet de planten en de koffiecreamer in het schema met onopzettelijk achtergelaten aanwijzingen, Mel.’
De analist liep naar het whiteboard en vulde het schema aan.
‘Niet veel. Verdomme, wat is het weinig.’
Toen knipperde Rhyme met zijn ogen. Er werd weer op de deur gebonsd. Thom ging opendoen. Mel Cooper stapte opzij en liet zijn hand naar het kleine pistool op zijn heup glijden.
De bezoeker was echter niet Tweeëntwintig-vijf, maar Herbert Glenn, een inspecteur van de New Yorkse politic Een man van middelbare leeftijd met een indrukwekkend postuur, merkte Rhyme op. Hij droeg een goedkoop pak, maar zijn schoenen waren onberispelijk gepoetst. In de gang achter hem klonken meer stemmen.
Ze stelden zich aan elkaar voor. ‘Ik vrees dat ik u moet spreken over iemand met wie u werkt,’ zei Glenn.
Sellitto? Sachs? Wat was er gebeurd?
‘Ron Pulaski,’ vervolgde Glenn vlak. ‘U werkt toch met hem?’
O, nee.
Het groentje…
Pulaski dood en zijn vrouw in de bureaucratische hel van het detentiecentrum met haar baby. Wat moest ze nu beginnen?
‘Vertel!’
Glenn keek om en wenkte twee anderen, een man met grijs haar in een donker pak en een jongere, kleinere man die ook een pak droeg, maar een groot verband op zijn neus had. De inspecteur stelde hen voor als Samuel Brockton en Mark Whitcomb, medewerkers van SSD. Brockton, het hoofd van de afdeling Compliance, stond op de verdachtenlijst, herinnerde Rhyme zich, al leek hij een alibi te hebben voor de verkrachting met moord. Whitcomb bleek zijn assistent te zijn.
‘Wat is er met Pulaski? Zeg op!’
Inspecteur Glenn vervolgde: ‘Ik ben bang…’ Zijn telefoon ging en hij nam op. Terwijl hij op gedempte toon praatte, keek hij naar Brockton en Whitcomb. Het gesprek duurde lang.
‘Wat is er met Ron Pulaski gebeurd?’ zei Rhyme toen Glenn eindelijk klaar was. ‘Ik wil het nu weten!’
Er werd gebeld en Thom en Mel Cooper loodsten meer mensen het lab in: een potige man met een FBipenning om zijn nek en Ron Pulaski, die handboeien omhad.
Brockton wees naar een stoel en de FBI-agent liet Pulaski erop zakken. Pulaski was zichtbaar van streek, en stoffig en gekreukt, en hij had bloedspatten op zijn kleding, maar verder leek hij ongedeerd te zijn.
Whitcomb ging ook zitten en voelde behoedzaam aan zijn neus. Hij keek niemand aan.
Samuel Brockton liet zijn penning zien. ‘Ik werk als agent bij de afdeling Compliance van het ministerie van Binnenlandse Veiligheid. Mark is mijn assistent. Uw functionaris heeft een federaal agent aangevallen.’
‘Die me met een vuurwapen bedreigde zonder zich te identificeren. Nadat hij eerst…’
De afdeling Compliance? Rhyme had er nog nooit van gehoord, maar binnen de ingewikkelde doolhof van Binnenlandse Veiligheid kwamen en gingen de organisaties als minder geslaagde auto's uit Detroit.
‘Ik dacht dat u bij SSD werkte?’
‘We hebben kantoren bij SSD, maar we zijn in dienst van de federale overheid.’
En wat had Pulaski in vredesnaam uitgehaald? De opluchting maakte plaats voor ergernis.
Het groentje wilde zijn verhaal voortzetten, maar Brockton legde hem het zwijgen op. ‘Nee, laat hem uitpraten,’ zei Rhyme dwingend.
Brockton weifelde. Zijn ogen verrieden een geduldig zelfvertrouwen dat erop duidde dat Pulaski, of wie dan ook, kon zeggen wat hij wilde zonder dat het Brockton raakte. Hij knikte.
Het groentje vertelde Rhyme dat hij met Whitcomb had gebeld in de hoop dat die Jenny vrij kon krijgen uit het detentiecentrum van de IND. Whitcomb had hem gevraagd het onderzoek naar Tweeëntwintig-vijf te saboteren, wat Pulaski had geweigerd, waarop Whitcomb hem met een vuurwapen had bedreigd. Pulaski had hem met zijn reservewapen in zijn gezicht geslagen en ze hadden gevochten.
‘Waarom bemoeien jullie je met onze zaak?’ beet Rhyme Brockton en Glenn toe.
Brockton leek nu pas te zien dat Rhyme invalide was, maar hij besteedde er geen aandacht aan. Hij zei met een bedaarde bariton: ‘We hebben het subtiel geprobeerd. Als agent Pulaski had meegewerkt, hadden we het stil kunnen houden… Deze zaak heeft veel mensen veel hoofdbrekens bezorgd. Ik zou de hele week besprekingen hebben met het Congres en Justitie. Ik heb alles moeten afzeggen omdat ik als een speer terug hierheen moest om te zien wat er in godsnaam gaande was… Goed dan, dit blijft onder ons, begrepen, mensen?’
Rhyme bromde iets instemmends en Cooper en Pulaski sloten zich bij hem aan.
‘De afdeling Compliance houdt zich bezig met dreigingsanalyse en biedt beveiliging aan ondernemingen die het doelwit van terroristen zouden kunnen zijn. Grote spelers in de infrastructuur van het land, olie en luchtvaartmaatschappijen, banken en data-miners zoals SSD. We hebben agenten ter plekke.’
Sachs had gezegd dat Brockton vaak in Washington zat. Nu wisten ze waarom.
‘Waarom liegen jullie erover, waarom zeggen jullie dat jullie bij SSD werken?’ viel Pulaski uit. Rhyme had hem nog nooit kwaad gezien, maar dat was hij nu wel degelijk.
‘We mogen niet opvallen,’ legde Brockton uit. ‘Jullie begrijpen dat olieleidingen, farmaceutische bedrijven en de voedselverwerkende Industrie fantastische doelwitten zijn voor terroristen. Goed, stel je dan eens voor wat iemand zou kunnen doen met de informatie waarover SSD beschikt. Als hun computers worden uitgeschakeld, zou dat fnuikend zijn voor de economic. Of denk je eens in dat huurmoordenaars via innerCircle de verblijfplaats en andere privégegevens van directeuren en politici te weten kunnen komen.’
‘Hebben jullie de uitslag van Lon Sellitto's drugstest vervalst?’
‘Nee, dat moet die verdachte van jullie hebben gedaan, die Tweeëntwintig-vijf,’ zei inspecteur Glenn. ‘Hij moet Pulaski's vrouw ook hebben laten arresteren.’
‘Waarom willen jullie het onderzoek tegenhouden?’ flapte Pulaski eruit. ‘Begrijpen jullie niet hoe gevaarlijk die man is?’ Hij had het tegen Mark Whitcomb, maar die bleef zwijgend naar de vloer kijken.
‘Volgens ons profiel is hij een uitbijter,’ zei Glenn.
‘Een wat?’
‘Een anomalie. Iets eenmaligs,’ verklaarde Brockton. ‘SSD heeft de situatie geanalyseerd. De voorspellingsmodellen en het daderprofiel zeggen ons dat een sociopaat als hij elk moment het verzadigingspunt kan bereiken. Dan houdt hij ermee op. Hij verdwijnt gewoon.’
‘Maar hij is er nog niet mee opgehouden, hè?’
‘Nog niet,’ gaf Brockton toe, ‘maar dat komt nog wel. De programma's kunnen zich niet vergissen.’
‘Wel als er nog iemand sterft.’
‘We moeten realistisch blijven. Een afweging maken. Niemand mag weten hoe waardevol SSD is als doelwit voor terroristen. En niemand mag weten dat Binnenlandse Veiligheid een afdeling Compliance heeft. We moeten SSD en Compliance zoveel mogelijk buiten beeld houden. Door een moordonderzoek zouden ze allebei in de schijnwerpers komen te staan.’
Glenn voegde eraan toe: ‘Als je conventionele aanwijzingen wilt natrekken, Lincoln, ga je gang. Technisch onderzoek, getuigen, allemaal prima, maar je moet SSD erbuiten houden. Die persconferentie was een grote vergissing.’
‘We hadden het met locoburgemeester Ron Scott en Joe Malloy besproken, en die hadden het groene licht gegeven.’
‘Nou, dan hebben ze niet met de juiste mensen overlegd. Het heeft onze relatie met SSD in gevaar gebracht. Andrew Sterling hóéft ons geen computerondersteuning te bieden, hoor.’
Hij klonk net als de directeur van de schoenfabriek, doodsbang om Sterling en SSD tegen zich in het harnas te jagen.
‘Goed, de mededeling is dus dat jullie moordenaar zijn informatie niet via SSD heeft gekregen. Dat is trouwens de enige mededeling,’ besloot Brockton.
‘Begrijpen jullie wel dat SSD en innerCircle verantwoordelijk zijn voor de dood van Joseph Malloy?’
Glenns gezicht verstrakte. Hij zuchtte. ‘Het spijt me. Het spijt me echt, maar hij is gedood terwijl hij aan een onderzoek werkte. Tragisch, maar zo gaat dat als je bij de politie zit.’
De mededeling… de enige mededeling…
‘SSD maakt dus niet langer deel uit van het onderzoek, is dat duidelijk?’ zei Brockton.
Rhyme knikte koeltjes.
Glenn gebaarde naar de FBI-agent. ‘Laat hem maar gaan.’
De man maakte Pulaski's boeien los. De agent stond op en wreef over zijn polsen.
‘Laat Lon Sellitto's schorsing ongedaan maken,’ zei Rhyme. ‘En zorg dat Pulaski's vrouw wordt vrijgelaten.’
Glenn keek vragend naar Brockton, die zijn hoofd schudde. ‘Als we dat nu deden, zouden we toegeven dat SSD en via SSD verkregen informatie onderdeel zouden kunnen uitmaken van de misdrijven. We zullen het voorlopig zo moeten laten.’
‘Dat is gelul. Je weet best dat Sellitto nog nooit van zijn leven drugs heeft gebruikt.’
‘Het onderzoek zal hem dan ook vrijpleiten,’ zei Glenn. ‘We laten de kwestie op zijn beloop.’
‘Nee, verdomme! Volgens de informatie die de moordenaar in het systeem heeft gezet, ís hij al schuldig, net als Jenny Pulaski. Het staat allemaal in hun gegevens!’
‘We zullen het voorlopig zo moeten laten,’ zei de inspecteur bedaard.
Glenn en de federale agenten liepen naar de deur.
‘O, Mark?’ riep Pulaski. Whitcomb keek over zijn schouder. ‘Sorry.’
De federaal agent keek verbaasd op en voelde aan zijn verbonden neus. Toen vervolgde Pulaski: ‘Dat ik alleen je neus heb gebroken, bedoel ik. Krijg de pest, Judas.’
Goh, het groentje had dus toch ruggengraat.
Toen iedereen weg was, belde Pulaski zijn vrouw, maar hij kon haar niet bereiken en klapte kwaad zijn mobieltje dicht. ‘Weet je, Lincoln, ze kletsen maar raak, maar ik laat het er niet bij zitten.’
‘Wees maar niet bang, we gaan gewoon door met ons onderzoek. Hé, mij kunnen ze niet ontslaan – ik ben een burger. Ze kunnen alleen Mel en jou ontslaan.’
‘Nou, ik…’ zei Cooper bezorgd.
‘Relax, Mel. Ik heb heus wel gevoel voor humor, wat iedereen ook denkt. Geen mens komt erachter – zolang ons groentje hier niet nog een federaal agent aftuigt. Goed, die Robert Carpenter, die cliënt van SSD. Ik wil hem spreken. Nu.’