39

Amelia Sachs rende het huis in zonder de pijn in haar knieën te voelen.

Ze knikte niet eens naar de politiemensen bij de deur. ‘Waar?’

Een van de agenten wees naar de woonkamer.

Sachs stormde naar binnen… waar Pam op de bank lag. Het meisje keek met een bleek gezicht naar haar op.

Amelia ging naast haar zitten. ‘Gaat het?’

‘Ja hoor. Alleen een beetje geschrokken.’

‘Heb je nergens pijn? Mag ik je knuffelen?’

Pam lachte en Sachs sloeg haar armen om het meisje heen. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Er was iemand binnengekomen terwijl ik er was. Meneer Rhyme zag hem achter me op de webcam. Hij bleef maar bellen. Toen ik eindelijk opnam, zei hij dat ik schreeuwend moest wegrennen.’

‘En heb je dat gedaan?’

‘Niet helemaal. Ik ben naar de keuken gehold en heb een mes gepakt. Ik was woest. Hij ging ervandoor.’

Sachs keek naar een rechercheur van het bureau in Brooklyn, een gedrongen zwarte man die met een diepe bariton zei: ‘Hij was al weg toen wij arriveerden. De buren hadden niets gezien.’

Ze had het zich dus toch verbeeld bij het pakhuis waar Joe Malloy was vermoord. Of misschien was het een kind geweest, of een dakloze die benieuwd was naar wat de politie uitspookte. Nadat hij Malloy had vermoord, was Tweeëntwintig-vijf naar haar huis gegaan – op zoek naar dossiers of aanwijzingen of om af te maken waaraan hij was begonnen: haar vermoorden.

Sachs liep met de rechercheur en Pam door het huis. Het bureau was overhoopgehaald, maar er leek niets weg te zijn.

‘Ik dacht dat het Stuart was.’ Pam haalde diep adem. ‘Ik heb het eigenlijk met hem uitgemaakt.’

‘Echt waar?’

Ze knikte.

‘Wat goed van je… Maar hij was het niet?’

‘Nee, hij droeg andere kleren en hij had een andere bouw dan Stuart. En ja, het is een klootzak, maar hij zou echt niet bij iemand inbreken.’

‘Heb je hem goed gezien?’

‘Nee. Hij draaide zich om en rende weg voordat ik naar hem kon kijken.’ Ze had alleen zijn kleren opgemerkt.

De rechercheur vertelde dat Pam de inbreker had beschreven als een blanke man of lichtgetinte latino van normaal postuur in een spijkerbroek en een donkerblauwe geruite blazer. Zodra hij over de webcam hoorde, had hij Rhyme gebeld, maar die had niet meer gezien dan een vage gedaante in de gang.

Ze vonden het raam waardoor hij binnen was gekomen. Sachs had een alarminstallatie, maar Pam had hem uitgezet toen ze binnenkwam.

Sachs keek om zich heen. De woede en het verdriet om Malloys gruwelijke dood maakten plaats voor hetzelfde gevoel van onbehagen en kwetsbaarheid dat haar had geplaagd op de begraafplaats, in het pakhuis waar Malloy was gestorven en bij SSD… eigenlijk overal waar ze was geweest sinds ze op Tweeëntwintig-vijf joegen. Net als bij DeLeons huis: hield hij haar nu ook in de gaten?

Ze zag een beweging bij het raam, een lichtflits… Waren het bladeren die het fletse zonlicht reflecteerden?

Of was het Tweeëntwintig-vijf?

‘Amelia?’ vroeg Pam zacht. Ze keek zelf ook onrustig om zich heen. ‘Alles goed?’

Het bracht Sachs terug tot de werkelijkheid. Aan het werk. En snel ook. De moordenaar was hier geweest, en nog niet zo lang geleden. Godver, zorg dat je iets bruikbaars vindt. ‘Ja, lieverd. Niets aan de hand.’

Een wijkagent vroeg: ‘Rechercheur, zal ik de technische recherche laten komen?’

‘Hoeft niet,’ zei ze met een blik op Pam en een strakke glimlach. ‘Ik kan het zelf wel af.’

Ze haalde haar koffertje uit haar auto en doorzocht de plaats delict samen met Pam.

Of eigenlijk zocht Sachs, maar Pam, die bij de muur stond, vertelde precies waar de moordenaar was geweest. Haar stem was nog beverig, maar ze was afstandelijk efficiënt.

Ik ben naar de keuken gehold en heb een mes gepakt.

Omdat Pam er nog was, vroeg Sachs een surveillant de wacht te houden in de tuin, waardoor de moordenaar was gevlucht. Het stelde haar echter niet helemaal gerust, want Tweeëntwintig-vijf had het griezelige vermogen zijn slachtoffers te bespioneren, alles over hen aan de weet te komen, hen dicht te naderen. Ze wilde de plaats delict onderzoeken en Pam zo snel mogelijk weg zien te krijgen.

Op aanwijzing van Pam zocht Sachs op alle plekken waar Tweeëntwintig-vijf was geweest, maar ze vond niets. Of hij had handschoenen gedragen toen hij inbrak, of hij had geen hechtende oppervlakken aangeraakt, en de kleefrollers brachten niet het miniemste spoor aan het licht.

‘Waar vluchtte hij naartoe?’ vroeg Sachs.

‘Kom maar mee.’ Pam keek naar Sachs’ gezicht, dat kennelijk verried dat ze het meisje niet aan nog meer gevaar wilde blootstellen. ‘Dat is duidelijker dan als ik het je gewoon vertel.’

Sachs knikte, liep de tuin in en keek waakzaam om zich heen. ‘Heb je iets gezien?’ vroeg ze aan de surveillant.

‘Nee, maar ik moet wel zeggen dat als je denkt dat er iemand naar je kijkt, er ook echt iemand naar je kijkt.’

‘Begrepen.’

Hij wees met zijn duim naar een rij donkere ramen aan de andere kant van de steeg en toen naar een paar ondoordringbare azalea's en buksbomen. ‘Ik heb gekeken. Er was niets te zien, maar ik blijf opletten.’

‘Bedankt.’

Pam wees Sachs het pad waarlangs Tweeëntwintig-vijf was gevlucht en Sachs begon het raster te lopen.

‘Amelia?’

‘Ja?’

‘Ik heb best misselijk tegen je gedaan, zeg maar. Wat ik gisteren tegen je heb gezegd. Ik voelde me helemaal wanhopig en zo. Panisch… Ik bedoel, het spijt me.’

‘Je was een toonbeeld van zelfbeheersing.’

‘Zo voelde ik me niet.’

‘De liefde doet rare dingen met je, lieverd.’

Pam lachte.

‘We hebben het er nog wel over. Misschien vanavond, afhankelijk van de zaak. We kunnen eten halen.’

‘Ja, oké.’

Sachs zette haar onderzoek voort, vechtend tegen het onbehagen, het gevoel dat Tweeëntwintig-vijf er nog was, maar haar inspanningen leverden weinig op. Ze vond geen schoensporen in het grind, alleen een bij het hek waarover hij uit haar tuin de steeg in was gerend. Het was alleen de neus van een schoen, want hij had gerend, en niet bruikbaar voor nader onderzoek. Ze vond geen verse bandensporen.

Toen ze terugliep naar haar eigen tuin, zag ze wel iets wits tussen de klimop en maagdenpalm op de grond, precies op de plek waar het uit Tweeëntwintig-vijfs zak had kunnen vallen toen hij over het afgesloten hek sprong.

‘Heb je iets gevonden?’

‘Misschien.’ Sachs pakte een pincet en raapte een stukje papier op. Ze ging het huis in, klapte een draagbare onderzoektafel uit en onderzocht het papiertje. Ze zette een beschermende bril op en bescheen het papier met verschillende soorten licht. Tot haar teleurstelling werden er geen afdrukken zichtbaar.

‘Heb je er iets aan?’ vroeg Pam.

‘Wie weet. Het zal ons zijn voordeur niet wijzen, maar dat doen aanwijzingen bijna nooit.’ Ze voegde er met een glimlach aan toe: ‘Anders zouden mensen als Lincoln en ik niet meer nodig zijn, hè? Ik zal het onderzoeken.’

Sachs haalde haar gereedschapskist, pakte de boor en maakte het kapotte raam dicht. Ze sloot af en stelde het alarm in.

Ze had Rhyme al even gebeld om te zeggen dat Pam ongedeerd was, maar nu wilde ze hem vertellen over de mogelijke aanwijzing. Ze pakte haar mobieltje, maar voordat ze belde, keek ze om zich heen.

‘Wat is er, Amelia?’

Ze stopte het toestel terug in de houder aan haar riem. ‘Mijn auto.’ De Camaro was weg. Sachs keek panisch naar links en rechts, en haar hand gleed onwillekeurig naar haar Glock. Was Tweeëntwintig-vijf hier? Had hij de auto gestolen?

De surveillant kwam net uit de achtertuin. Ze vroeg hem of hij iets had gezien.

‘Die auto, die oude? Was die van u?’

‘Ja. Ik ben bang dat de dader hem heeft gejat.’

‘Sorry, rechercheur, maar ik geloof dat hij is weggesleept. Als ik had geweten dat hij van u was, had ik wel iets gezegd.’

Weggesleept? Misschien was ze vergeten haar politiebordje op het dashboard te zetten.

Pam, die een oude Honda Civic had, gaf haar een lift naar het wijkbureau. De wachtmeester, een bekende, had van de inbraak gehoord. ‘Hé, Amelia. De jongens hebben een grondig buurtonderzoek gehouden, maar niemand had hem gezien.’

‘Moet je horen, Vinnie, mijn auto is weg. Hij stond bij de brandkaan tegenover mijn huis.’

‘Een dienstwagen?’

‘Nee.’

‘Toch niet je oude Chevy?’

‘Ja.’

‘O, nee toch. Balen.’

‘Ik hoorde dat hij was weggesleept. Ik weet niet of ik mijn ontheffing op het dashboard had gezet.’

‘Ze horen hoe dan ook het kenteken na te trekken, de eigenaar te achterhalen. Shit, wat klote. Neem me niet kwalijk, hoor.’

Pam glimlachte om duidelijk te maken dat ze immuun was voor woorden die ze zelf ook wel eens bezigde.

Sachs gaf de wachtmeester het kenteken en hij pleegde een paar telefoontjes en zocht in de computer. ‘Nee, het is niet de parkeerpolitie geweest. Wacht even.’ Hij pakte de telefoon weer.

Godsamme. Ze kon niet zonder haar auto. Ze popelde om de aanwijzing te onderzoeken die ze bij haar huis had gevonden.

Haar frustratie sloeg om in angst toen ze Vinnies gefronste wenkbrauwen zag. ‘Weet je dat zeker? … Oké. Waarheen? … O? Nou, bel me terug zodra je het weet.’ Hij hing op.

‘Nou?’

‘Heb je een lening op die Camaro lopen?’

‘Een lening? Nee.’

‘Wat gek. Hij is in beslag genomen.’

‘In beslág?’

‘Volgens die lui liep je een halfjaar achter met aflossen.’

‘Vinnie, het is een auto uit 1969. Mijn vader heeft hem in de jaren zeventig gekocht, contant. Er is nooit een lening op afgesloten. Wie zou die geldschieter moeten zijn?’

‘Dat wist mijn contactpersoon niet. Hij zoekt het uit en dan belt hij terug. Hij komt er wel achter waar ze hem naartoe hebben gebracht.’

‘Godver, daar zat ik net op te wachten. Heb jij een wagen voor me over?’

Nee, sorry.’

Ze bedankte Vinnie en liep met Pam naar buiten. ‘Als er ook maar een krasje op de lak zit, gaan er koppen rollen,’ prevelde ze. Zou Tweeentwintig-vijf erachter zitten? Ze zou er niet van opkijken, al kon ze zich niet voorstellen hoe hij dat had georganiseerd.

Weer een steek onbehagen bij het idee hoe dicht bij haar hij was gekomen, hoeveel informatie over haar hij zich kon toe-eigenen.

De man die alles weet…

‘Mag ik je Honda lenen?’ vroeg ze aan Pam.

‘Tuurlijk, maar wil je me dan bij Rachel afzetten? We gaan samen huiswerk maken.’

‘Weet je wat, lieverd, als ik je nu eens door iemand van het bureau laat wegbrengen?’

‘Ook goed. Waarom?’

‘Die vent weet al veel te veel van me. Het lijkt me beter wat afstand te houden.’ Ze liepen samen terug naar het bureau om de lift te regelen. Toen ze weer buiten kwam, keek Sachs om zich heen. Geen spoor van iemand die haar in de gaten hield.

Ze keek snel op toen ze iets achter een raam aan de overkant zag bewegen. Ze dacht aan het logo van SSD, het raam in de vuurtoren. Degene die naar buiten had gekeken, was een vrouw op leeftijd, maar desondanks liep er weer een rilling over Sachs’ rug. Ze liep snel naar Pams auto en startte.