13
Ik heb het nieuws bijgehouden – er zijn tegenwoordig heel veel efficiënte manieren om informatie te verzamelen – en niets gehoord over een roodharige rechercheur die in Brooklyn is neergeschoten door collega's, maar Ze zijn in elk geval bang gemaakt.
Ze zijn nu nerveus.
Net goed. Waarom zou ik de enige zijn?
Onder het lopen vraag ik me af: hoe heeft dit kunnen gebeuren? Hoe heeft dit in hemelsnaam kunnen gebeuren?
Dit is niet goed, niet goed, niet…
Ze leken precies te weten waar ik mee bezig was, wie mijn slachtoffer was.
En dat ik op weg was naar DeLeon 6832, precies op dát moment.
Hoe?
Ik neem de data door, combineer ze anders, analyseer ze. Nee, ik begrijp niet hoe Ze het hebben gedaan.
Nog niet. Ik moet er nog over nadenken.
Ik heb niet genoeg informatie. Hoe kan ik conclusies trekken als ik niet over de dáta beschik? Hoe?
Nee, niet zo snel, niet zo snel, vermaan ik mezelf. Wanneer de zestienen snel gaan, laten ze data vallen, geven ze allerlei informatie prijs, althans aan degenen die slim zijn, die goed kunnen deduceren.
Van de ene grijze stadsstraat naar de andere, op een zondag die niet mooi meer is. Een lelijke, verpeste dag. Het zonlicht is fel en bezoedeld. De stad is koud met rafelranden. De zestienen honen, spotten en hebben pretenties.
Ik haat ze allemaal!
Maar hou je hoofd gebogen, doe alsof je van de dag geniet.
En bovenal: denk na. Wees analytisch. Hoe zou een computer, geconfronteerd met een probleem, de data analyseren?
Denk na. Goed, hoe kunnen Ze erachter zijn gekomen?
Een kruispunt, twee, drie, vier…
Geen verklaringen. Alleen de conclusie: Ze zijn goed. En nog een vraag: wie zijn Ze precies? Ik denk…
Ik word getroffen door een verschrikkelijke gedachte. Alsjeblieft niet… Ik blijf staan en wroet in mijn rugzak. Nee, nee, het is weg! De Post-it zat aan de tas met aanwijzingen geplakt en ik ben vergeten hem eraf te trekken voordat ik alles weggooide. Het adres van mijn favoriete zestien: 3694-8938-5330-2498, mijn oogappeltje, in de buitenwereld bekend als dokter Robert Jorgensen. Ik had net ontdekt waar hij naartoe was ge-vlucht, waar hij probeerde onder te duiken, en ik had het op een Post-it gekrabbeld. Ik ben woest op mezelf. Waarom heb ik het niet uit mijn hoofd geleerd en het briefje weggegooid?
Ik vervloek mezelf, ik vervloek alles. Hoe heb ik zo achteloos kunnen zijn?
Ik wil schreeuwen, krijsen.
Mijn Robert 3694! Hij is al twee jaar mijn proefkonijn, mijn mense-lijke experiment. Overheidsgegevens, identiteitsdiefstal, creditcards…
Maar bovenal was het een enorme kick om hem kapot te maken. Or-gastisch, onbeschrijflijk. Als coke of heroïne. Een volkomen normale, gelukkige huisvader uitkiezen, een goede, zorgzame chirurg, en hem vernietigen.
Goed, ik mag geen risico nemen. Ik moet ervan uitgaan dat iemand het briefje zal vinden en contact met hem zal opnemen. Dan slaat hij op de vlucht… en ik zal hem moeten laten gaan.
Er is me vandaag nog iets afgenomen. Ik kan niet beschrijven hoe ik me voel als dat gebeurt. Het is een pijn als een verzengend vuur, het is een angst als blinde paniek, het is vallen in het besef dat je elk moment met de wazige aarde kunt botsen maar nog… niet… helemaal.
Ik stommel door kuddes antilopen, die zestienen die grazen op hun rustdag. Mijn geluk is verwoest, mijn genoegen verdwenen. Nog maar een paar uur geleden keek ik met welwillende belangstelling of begeer-te naar de mensen, maar nu wil ik gewoon op iemand af rennen en zijn bleke huid, zo dun als het vel van een tomaat, met een van mijn negen-entachtig scheermessen aan repen snijden.
Misschien mijn laatnegentiende-eeuwse model van Krusius Brothers. Het heeft een extra lang lemmet en een mooi hertshoornen heft en het is het pronkstuk van mijn verzameling.
‘Aanwijzingen, Mel. Laten we maar eens kijken.’
Rhyme doelde op de oogst uit de afvalbak bij DeLeon Williams’ huis.
‘Papillairlijnen?’
Het eerste wat Cooper op vingerafdrukken onderzocht, waren de plastic tassen; die met de aanwijzingen erin die Tweeëntwintig-vijf vermoedelijk bij Williams had willen achterlaten en de tassen erin, die een papieren handdoekje met bloed eraan en nog nat bloed bevatten. Er waren echter geen afdrukken op het plastic te vinden, wat een te-leurstelling was, want op plastic blijven ze zo goed geconserveerd (ze zijn vaak zichtbaar, niet latent, en waarneembaar zonder speciale che-micaliën of belichting). Cooper vond wel aanwijzingen dat de ver-dachte de tassen met katoenen handschoenen had aangeraakt, het soort dat doorgewinterde criminelen liever gebruiken dan latex handschoenen, die de vingerafdrukken hoogst efficiënt ín de vingers opslaan.
Mel Cooper onderzocht de andere voorwerpen met verschillende sprays en lichtbronnen, maar vond ook hier geen vingerafdrukken op.
Rhyme besefte dat deze zaak, net als de andere waar Tweeëntwintig-vijf vermoedelijk achter zat, anders was dan de meeste, in die zin dat er twee soorten aanwijzingen waren. Ten eerste de valse aanwijzingen waarmee de moordenaar DeLeon Williams had willen belasten; hij zou er ongetwijfeld voor hebben gezorgd dat die niet naar hem terug te voe-ren zouden zijn. Ten tweede de echte aanwijzingen die hij per ongeluk had achtergelaten en die heel goed naar zijn huis zouden kunnen leiden, zoals de tabak en het poppenhaar.
Het bebloede papieren handdoekje en het natte bloed vielen in de eerste categorie; hij had ze willen achterlaten. Het brede plakband, dat hij in Williams’ garage of auto had willen leggen, zou ongetwijfeld over-eenkomen met de repen die waren gebruikt om Myra Weinburg te kne-velen of vast te binden. Het zou goed tegen Tweeëntwintig-vijfs omge-ving beschermd zijn, zodat het geen sporen kon oppikken.
De Sure-Track-sportschoen maat 47 was vermoedelijk niet bij Williams terechtgekomen, maar het was toch ‘vals’ bewijs in die zin dat Tweeëntwintig-vijf hem ongetwijfeld had gebruikt om een schoenspoor achter te laten dat te herleiden was tot een paar van Williams’ schoenen. Mel Cooper testte de schoen toch maar en vond sporenmateriaal: bier in het profiel. Volgens de database van ingrediënten van gegiste alcoho-lische dranken die Rhyme jaren eerder had opgezet voor de New York-se politie was het waarschijnlijk Miller-bier. Het kon in beide catego-rieën vallen: vals of echt. Ze zouden moeten afwachten wat Pulaski op de plaats delict van Myra Weinburg vond voordat ze het met zekerheid konden zeggen.
In de tas zat ook een print van Myra's foto, vermoedelijk om de sug-gestie te wekken dat Williams haar via internet had gestalkt en dus ook ‘vals’ bewijs. Desondanks liet Rhyme hem goed nakijken door Cooper, maar opdampen met ninhydrine bracht geen vingerafdrukken aan het licht. Uit microscopische en chemische analyse bleek dat het papier merkloos was, niet te traceren, en dat de afdruk was ge-maakt met HP-lasertoner, ook niet verder te traceren dan de merk-naam.
Toch deden Rhyme en Cooper een ontdekking die iets zou kunnen opleveren: ze vonden sporen stachybotrys-;chartarum in de vezels van het papier; de beruchte schimmel die het ‘sick building syndrome’ veroor-zaakt. De hoeveelheid was dermate gering dat het niet aannemelijk was dat Tweeëntwintig-vijf opzettelijk papier met de schimmel erin had ge-bruikt. Het was waarschijnlijker dat het afkomstig was uit de woning van de moordenaar of van de plek waar hij werkte. De aanwezigheid van deze schimmel, die vrijwel alleen binnen voorkomt, hield in dat in elk geval een deel van zijn onderkomen donker en vochtig moest zijn. Schimmel gedijt alleen als er vocht is.
Het Post-it-briefje, dat vermoedelijk ook niet opzettelijk was achter-gelaten, was van het merk 3M, geen goedkoop huismerk, maar toch on-mogelijk te traceren. Cooper had er geen ander sporenmateriaal op aan-getroffen dan nog wat deeltjes van de schimmel, wat in elk geval duidelijk maakte dat de Post-it waarschijnlijk afkomstig was van Tweeentwintig-vijf. De inkt was afkomstig uit een wegwerpbalpen die in tal-loze winkels door het hele land werd verkocht.
Dat was het dan, maar terwijl Cooper de resultaten noteerde, belde er een analist van het externe lab dat Rhyme inschakelde voor medisch spoedonderzoek om te zeggen dat de eerste tests bevestigden dat het bloed in de tassen van Myra Weinburg was.
Sellitto kreeg een telefoontje, praatte even en verbrak de verbinding. ‘Mis… De DEA heeft de melding over Amelia nagetrokken. Hij kwam uit een cel. Niemand heeft de beller gezien, en niemand heeft iemand op de snelweg zien rennen. Het onderzoek in de twee dichtstbijzijnde stations van de ondergrondse heeft geen getuigen opgeleverd die iets verdachts hebben gezien rond de tijd dat hij ontvluchtte.’
‘Tja, hij zal ook niet snel iets verdáchts doen, toch? Wat dachten die rechercheurs? Dat een moordenaar op de vlucht over een draaihek zou springen of zijn kleren zou verruilen voor een supermanpak?’
‘Ik geef alleen maar door wat ze hebben gezegd, Linc’
Rhyme trok een grimas en gaf Thom opdracht de resultaten van de zoektocht op het whiteboard te noteren.
STRAAT BIJ DELEON WILLIAMS' HUIS
- Drie plastic zakjes, Ziploc-vriezerstijl, 4 liter
- Een Sure-Track-sportschoen maat 47, opgedroogd bier in profiel (waarschijnlijk Miller), geen sporen van gebruik. Geen ander waarneembaar sporen-materiaal. Gekocht om afdruk op plaats delict te zetten?
- Papieren handdoek met bloed eraan in plastic tas. Voorlopige tests bevestigen dat het afkomstig is van het slachtoffer.
- 2cc bloed in plastic zakje. Voorlopige tests bevestigen dat het afkomstig is van het slachtoffer
- Post-it met adres Henderson House, kamer 572, bewoond door Robert Jorgensen. Briefje en pen niet te traceren, papier evenmin. Sporen stachybotris chartarum-schimmel op papier
- Foto van slachtoffer, zo te zien van de computer geprint, kleur. HP-printerinkt. Verder niet te traceren. Papier niet te traceren. Sporen stachybotris chartarum-schimmel op papier
- Breed plakband, huismerk Home Depot, niet te traceren naar bepaalde vestiging
- Geen papillairlijnen
Er werd gebeld. Ron Pulaski beende de kamer in met twee melkkratten met de aanwijzingen van de plek waar Mary Weinburg was vermoord erin.
Rhyme zag meteen dat zijn gezichtsuitdrukking anders was, star. Pulaski kromp vaak in elkaar, keek perplex en soms zelfs trots – hij bloosde zelfs wel eens – maar nu stonden zijn ogen hol, in schril contrast met zijn eerder zo vastberaden blik. Hij knikte naar Rhyme, sjokte naar de onderzoektafels, droeg de aanwijzingen aan Cooper over en gaf hem de registerkaartjes ter parafering.
Het groentje stapte achteruit en keek naar het schema op het whiteboard dat Thom had opgesteld. Hij stond met zijn handen in de zak-ken van zijn spijkerbroek en zijn hawaïhemd hing uit zijn broek. Hij leek geen woord te zien.
‘Gaat het wel, Pulaski?’
‘Ja hoor.’
‘Zo zie je er niet uit,’ zei Sellitto.
‘Nee, er is niks.’
Maar het was niet waar. Iets aan zijn eerste solo-onderzoek van een plek waar een moord was gepleegd had hem van streek gemaakt.
Ten slotte zei hij: ‘Ze lag daar maar met haar gezicht omhoog naar het plafond te staren. Het was net alsof ze nog leefde en iets zocht. Met een gefronst voorhoofd, peinzend, weet je wel? Ik had eigenlijk verwacht dat ze bedekt zou zijn.’
‘Tja, je weet dat we dat niet doen,’ mompelde Sellitto.
Pulaski keek door het raam. ‘Waar het om ging… Nou ja, het is maf. Ze leek gewoon een beetje op Jenny’ Zijn vrouw. ‘Vrij bizar.’
Lincoln Rhyme en Amelia Sachs waren in veel opzichten hetzelfde als het op hun werk aankwam. Ze vonden allebei dat je je moest inleven bij plaats delict-onderzoek, want dan kun je delen in de ervaringen van de dader en het slachtoffer. Zo kreeg je meer inzicht in de plaats delict en kon je aanwijzingen vinden die je anders misschien over het hoofd had gezien.
Degenen die dat konden, waren meesters in het lopen van het raster, hoe aangrijpend de gevolgen ook konden zijn.
Er was echter ook een belangrijk verschil tussen Rhyme en Sachs: Sachs vond het belangrijk dat je nooit afstompte voor de gruwel van de misdaad. Die moest je voelen, elke keer wanneer je op een plaats delict was, en ook daarna. Anders verhardde je hart, zei ze, dan kwam je dich-ter bij het duistere in de mensen op wie je joeg. Rhyme daarentegen vond dat je je emoties zoveel mogelijk op afstand moest houden. Alleen door de tragedie kil opzij te zetten, kon je de best mogelijke rechercheur worden – en zo toekomstige tragedies voorkomen. (‘Het is geen men-selijk lichaam meer,’ bracht hij zijn nieuwe rekruten bij. ‘Het is een bron van aanwijzingen. En een verrekt goeie ook.’)
Pulaski had het in zich om meer zoals Rhyme te worden, geloofde de criminalist, maar in dit beginstadium van zijn carrière hoorde hij nog bij het kamp van Amelia Sachs. Rhyme leefde met de jongen mee, maar ze moesten een zaak oplossen. Vanavond mocht Pulaski thuis zijn vrouw vasthouden en in stilte rouwen om de dood van de vrouw op wie ze leek.
‘Ben je er nog, Pulaski?’ vroeg hij bars.
‘Ja, meneer. Niets aan de hand.’
Het was niet helemaal waar, maar Rhymes boodschap was duidelijk. ‘Heb je het lichaam onderzocht?’
Een knikje. ‘De schouwarts was er ook. We hebben het samen ge-daan. Ik heb hem elastiekjes om de voeten van zijn overall laten dragen.’
Rhyme had het beleid zijn technisch rechercheurs elastiekjes om hun schoenen te laten dragen om verwarring met betrekking tot schoenspo-ren te voorkomen, ook als ze de plastic overalls met capuchon en voeten droegen die moesten voorkomen dat ze de plaats delict vervuilden met hun eigen haar, huidcellen en andere sporen.
‘Goed zo.’ Rhyme keek gretig naar de melkkratten. ‘Aan de slag. We hebben een van zijn plannen doorkruist. Misschien is hij daar kwaad om en heeft hij het al op iemand anders gemunt. Of misschien koopt hij een enkele reis naar Mexico. Hoe dan ook, we moeten snel zijn.’
Pulaski sloeg zijn notitieboekje open. ‘Ik…’
‘Thom, hier komen. Thom, waar zit je verdomme?’
‘Al goed, Lincoln,’ zei de assistent, die vrolijk glimlachend de kamer in liep. ‘Ik laat alles altijd met plezier vallen voor zo'n beleefd verzoek.’
‘We hebben je weer nodig. Een nieuw schema.’
‘O ja?’
‘Alsjeblieft?’
‘Je meent het niet.’
‘Thóm…’
‘Vooruit dan maar.’
‘“De moord op Myra Weinburg”.’
Thom noteerde de kop en bleef met de stift in de aanslag staan.
‘Zo, Pulaski, ik heb begrepen dat het niet haar eigen appartement was?’ vroeg Rhyme aan Pulaski.
‘Nee, meneer. Het is van een echtpaar dat met vakantie is, een cruise. Ik heb ze kunnen bereiken. Ze hadden nog nooit van Myra Weinburg gehoord. Man, je had ze moeten horen; ze waren finaal overstuur. Ze hadden geen idee wie het geweest kon zijn. En hij had het slot gefor-ceerd om binnen te komen.’
‘Hij wist dus dat het leegstond en dat er geen alarm was,’ zei Cooper. ‘Interessant.’
‘Wat denk je?’ vroeg Sellitto hoofdschuddend. ‘Heeft hij het alleen vanwege de locatie gekozen?’
‘Het was daar echt uitgestorven,’ zei Pulaski gedienstig.
‘En wat deed zij daar, denken jullie?’
‘Haar fiets stond buiten. Ze had een Kryptonite-sleuteltje in haar zak en het paste.’
‘Op de fiets. Het zou kunnen dat hij haar route kende en wist dat ze daar op een bepaald tijdstip langs zou komen. En hij wist op de een of andere manier dat de bewoners weg waren en hij dus niet zou worden gestoord… Oké, groentje, vertel maar eens wat je hebt gevonden. Thom, als je zo vriendelijk zou willen zijn het op te schrijven…’
‘Je legt het er te dik bovenop.’
‘Ha. Doodsoorzaak?’ vroeg Rhyme aan Pulaski.
‘Ik heb tegen de schouwarts gezegd dat de patholoog-anatoom spoed achter de autopsie moest zetten.’
Sellitto lachte snuivend. ‘En wat zei hij daarop?’
Zoiets als “ja, vast”. En nog een paar dingen.’
‘Je moet iets meer stijfsel in je kraag hebben voordat je zo'n verzoek kunt doen, maar ik waardeer de poging. Wat was het voorlopige oordeel?’
Pulaski keek naar zijn aantekeningen. ‘Een aantal slagen op het hoofd. Om haar in bedwang te houden, dacht de schouwarts.’ De jonge politieman zweeg even. Misschien dacht hij aan zijn eigen, vergelijkbare letsel van een paar jaar eerder. Toen vervolgde hij: ‘De doodsoorzaak was verstikking. Ze had petechiën in haar ogen en aan de binnenkant van de oogleden, dat zijn puntbloedinkjes…’
‘Dat weet ik wel, groentje.’
‘O, goh, ja. En veneuze distentie in hoofdhuid en gezicht. Dit is het vermoedelijke moordwapen.’ Hij liet een plastic monsterzak zien met een stuk touw van ongeveer een meter lang erin.
‘Mel?’
Cooper nam het touw aan, ontrolde het behoedzaam boven een groot vel wit papier en kwastte het om sporen los te maken. Toen keek hij naar het papier en nam een paar vezelmonsters.
‘Wat doe je nou?’ vroeg Rhyme ongeduldig.
‘Ik onderzoek het gewoon.’
Het groentje vluchtte weer in zijn aantekeningen. ‘Wat de verkrach-ting betreft, die was vaginaal en anaal. Postmortaal, dacht de schouwarts.’
‘Had hij het lichaam geposeerd neergelegd?’
‘Nee… maar er is me wel iets opgevallen, rechercheur,’ zei Pulaski. ‘Al haar nagels waren lang, op één na, die heel kort was geknipt.’
‘Bloed?’
‘Ja, hij was tot op het leven afgeknipt.’ Hij aarzelde even. ‘Vermoede-lijk premortaal.’
Tweeëntwintig-vijf is dus een beetje een sadist, dacht Rliyme. ‘Hij ge-niet van pijn.’
‘Kijk naar de andere plaats delict-foto's, die van de eerdere verkrachting.’
Pulaski haastte zich naar de foto's, bladerde ze door, vond er een en tuurde er door zijn wimpers naar. ‘Moet u zien, rechercheur. Ja, toen heeft hij ook een nagel afgeknipt. Van dezelfde vinger.’
‘Onze jongen houdt van trofeeën. Goed dat we het weten.’
Pulaski knikte enthousiast. ‘En moet je zien… De vinger voor de trouwring. Het zal wel iets met zijn verleden te maken hebben, hè? Misschien is zijn vrouw bij hem weggegaan, misschien is hij verwaarloosd door zijn moeder of een moederfiguur…’
‘Goed opgemerkt, Pulaski. Nu je het zegt… We zijn nog iets vergeten.’
‘Wat dan, meneer?’
‘Heb je vanochtend je horoscoop wel gelezen voordat we aan dit onderzoek begonnen?’
‘Mijn…?’
‘O, en wie zou de theebladeren laten lezen? Het is me ontschoten.’
Sellitto grinnikte. Pulaski bloosde.
‘Aan een psychologisch profiel hebben we niets,’ zei Rhyme bits. ‘Wat die nagel ons wél zegt, is dat Tweeëntwintig-vijf nu een DNA-connectie met het misdrijf in zijn bezit heeft. Om er nog maar van te zwijgen dat als we kunnen vaststellen met wat voor werktuig hij de trofee heeft ver-wijderd, we hem misschien kunnen vínden. Aanwijzingen, groentje. Geen psychobabbels.’
‘Ja, rechercheur. Begrepen.’
‘Zeg maar Lincoln.’
‘Oké. Goed.’
‘Mel, het touw?’
Cooper zocht in de vezeldatabase. ‘Merkloos henneptouw. Verkrijg-baar in duizenden winkels in het hele land.’ Hij deed een chemische analyse. ‘Geen sporen.’
Shit.
‘Wat nog meer, Pulaski?’ vroeg Sellitto.
Hij nam zijn lijst door. Vislijn, die was gebruikt om haar handen vast te binden en in de huid had gesneden, wat het bloeden had veroorzaakt. Haar mond was afgeplakt met breed plakband, van Home Depot, uiter-aard, en van de rol gescheurd die Tweeëntwintig-vijf had geloosd; de scheurranden pasten perfect op elkaar. Bij het lichaam waren twee con-dooms gevonden, nog in de verpakking, vertelde Pulaski terwijl hij de monsterzak liet zien. Het merk was Trojan Enz.
‘En hier zijn de monsters.’
Mel Cooper nam de monsterzakjes aan om de vaginale en rectale monsters te onderzoeken. Het pathologisch-anatomisch lab zou gede-tailleerder verslag uitbrengen, maar de monsters bevatten in elk geval sporen van een zaaddodend glijmiddel dat overeenkwam met dat van de condooms. Er was nergens op de plaats delict sperma gevonden.
Een ander monster, van de vloer, waar Pulaski het profiel van een sportschoen had gevonden, bleek bier te bevatten, merk Miller. Het elektrostatische beeld van het profiel kwam natuurlijk overeen met een Sure-Track-sportschoen, de rechter, maat 47 – de schoen die Tweeëntwintig-vijf in de afvalbak had gegooid.
‘En de eigenaars van de atelierwoning hadden geen bier in huis, toch? Je hebt toch in de keuken en de bijkeuken gezocht?’ vroeg Rhyyme.
‘Klopt, ja, meneer. En ik heb geen bier gezien.’
Lon Sellitto knikte. ‘Ik wed om tien dollar dat DeLeon het liefst Miller drinkt.’
‘Ik pas, Lon. Wat heb je nog meer?’
Pulaski liet een plastic zak zien met een bruin sliertje erin dat hij vlak boven het oor van het slachtoffer had gevonden. Uit analyse bleek dat het tabak was. ‘Hoe zit dat, Mel?’
Coopers onderzoek onthulde dat het fijngesneden tabak was, het soort dat voor sigaretten wordt gebruikt, maar het kwam niet overeen met de Tareytontabak in de database. Rhyme was een van de weinige-niet-rokers in het land die tegen het rookverbod waren; as en tabak wa-ren fantastische forensische links tussen crimineel en plaats delict. Cooper kon het merk niet achterhalen, maar stelde aan de mate van uit-droging vast dat de tabak oud moest zijn.
‘Rookte Myra? Of de bewoners van de atelierwoning?’
‘Dat bleek nergens uit, en ik heb gedaan wat u altijd zegt. Ik heb op de plaats delict geroken zodra ik er was. Het rook niet naar tabak.’
‘Goed zo.’ Rhyme was tevreden over Pulaski's werk tot nog toe. ‘Hoe zit het met de papillairlijnen?’
‘Ik heb de vingerafdrukken van de bewoners, die ik had genomen van het medicijnkastje en dingen op het nachtkastje, vergeleken…’
‘Je hebt geen prutswerk geleverd. Je hebt mijn boek echt gelezen.’ Rhyme had een aantal alinea's in zijn studieboek over plaats delict-on-derzoek gewijd aan het belang van vergelijkende vingerafdrukken op een plaats delict, en waar je die het best kunt vinden.
‘Ja, meneer.’
‘Dat doet me deugd. Krijg ik nog royalty's van je?’
‘Ik heb het van mijn broer geleend.’ Pulaski's tweelingbroer werkte op Bureau 6, in Greenwich Village.
‘Laten we dan maar hopen dat hfij het zelf heeft gekocht.’
Pulaski vertelde dat de meeste vingerafdrukken die hij in de woning had aangetroffen afkomstig waren van het echtpaar, wat hij aan de hand van de vergelijkingsafdrukken had vastgesteld. De andere waren ver-moedelijk van bezoekers, maar het was niet onmogelijk dat Tweeën-twintig-vijf onvoorzichtig was geweest. Cooper scande ze allemaal in AFIS, een computersysteem om vingerafdrukken te identificeren. Ze zouden niet lang op de uitslag hoeven te wachten.
‘Goed, Pulaski, vertel eens, wat was je indruk van de plaats delict?’
De vraag leek hem van zijn stuk te brengen. ‘Mijn indruk?’
‘Dit zijn de bomen.’ Rhyme liet zijn blik over de aanwijzingen glij-den. ‘Wat vond je van het bos?’
De jonge politieman dacht even na. ‘Nou, er viel me wel iets op, maar dat is stom.’
‘Je weet dat ik de eerste zal zijn om het te zeggen als jij met een stom-me theorie op de proppen komt, groentje.’
‘Nou, toen ik er net was, had ik de indruk dat er iets niet klopte aan de worsteling.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Weet u, haar fiets stond aan een lantaarnpaal voor het huis. Alsof ze hem daar zelf had neergezet, alsof er niets aan de hand was.’
‘Hij heeft haar dus niet zomaar van de straat gesleurd.’
‘Nee. En om in het huis te komen, moest je door een hek en dan door een lange gang naar de voordeur. Het was er heel smal en het stond er vol spullen die de bewoners buiten bewaarden: potten en blikken, sportspullen, dingen die gerecycled moesten worden, tuingereedschap. Het stond er allemaal heel netjes.’ Hij tikte tegen een foto. ‘Maar als je dan binnen kijkt… Daar is de worsteling pas begonnen. De tafel en de vazen. Meteen achter de voordeur.’ Zijn stem werd weer zacht. ‘Zo te zien heeft ze zich uit alle macht verzet.’
Rhyme knikte. ‘Juist. Dus Tweeëntwintig-vijf lokt haar met gladde praatjes naar het huis. Ze zet haar fiets op slot, loopt door het gangetje en ze gaan naar binnen. Achter de voordeur ziet ze dat hij liegt en pro-beert weg te komen.’
Hij dacht erover na. ‘Hij moet dus genoeg van Myra hebben geweten om haar op haar gemak te stellen en haar het gevoel te geven dat ze hem kan vertrouwen… Ja, ga maar na: hij beschikt over al die informatie – waar mensen zijn, wat ze kopen, wanneer ze met vakantie zijn, of ze een alarminstallatie hebben, waar ze naartoe gaan… Niet slecht, groentje. Nu weten we iets concreets over hem.’
Pulaski deed moeite om zijn glimlach te bedwingen.
Coopers computer piepte. Hij keek naar het scherm. ‘Geen treffers voor de vingerafdruk. Niets.’
Rhyme haalde gelaten zijn schouders op. ‘Wat mij boeit, is het idee dat hij zoveel weet. Kan iemand DeLeon Williams bellen? Klopten alle aanwijzingen van Tweeëntwintig-vijf?’
Sellitto voerde een kort gesprek waaruit bleek dat Williams inderdaad Sure-Track-schoenen droeg, maat 47, dat hij regelmatig Trojan Enz-condooms kocht, een spoel vislijn met een treksterkte van achttien kilo had, Miller-bier dronk en kortgeleden breed plakband en henneptouw bij Home Depot had gekocht om bagage vast te binden.
Rhyme keek naar het schema van de eerdere verkrachting en zag dat Tweeëntwintig-vijf toen Durex-condooms had gebruikt. Die had hij ge-kozen omdat het Joseph Knightly's merk was.
‘Ben je een schoen kwijt?’ vroeg hij aan Williams.
‘Nee,’ klonk het door de speaker.
‘Hij heeft dus een paar gekocht,’ zei Sellitto. ‘Hetzelfde merk en de-zelfde maat als de jouwe. Hoe wist hij dat? Heb je onlangs iemand op je terrein gezien, of in je garage, die in je auto of je afval rommelde? Of is er kortgeleden bij je ingebroken?’
‘Nee, beslist niet. Ik zit zonder werk en ik ben meestal thuis, dus dat had ik wel gemerkt. En het is niet de beste buurt van de wereld; we hebben een alarm en het staat altijd aan.’
Rhyme bedankte hem en ze beëindigden het gesprek. Hij legde zijn hoofd in zijn nek en keek naar het schema terwijl hij Thom dicteerde wat hij moest opschrijven.
PLAATS DELICT MYRA WEINBURG
- Doodsoorzaak: verwurging. In afwachting definitief verslag pathologisch-anatomisch lab
- Geen verminking of geposeerde houding slachtoffer, maar nagel ringvinger linkerhand was kort afgeknipt. Mogelijk trofee. Waarschijnlijk premortaal
- Glijmiddel condoom van Trojan Enz
- Ongeopende condooms (2), Trojan Enz
- Geen gebruikte condooms of lichaamssappen
- Sporen Miller-bier op vloer (niet afkomstig van plaats delict)
- Vislijn, trekkracht 18 kilo, nylon, merkloos
- 1,20 m bruin henneptouw
- Breed plakband op mond
- Sliertje tabak, oud, merk niet geïdentificeerd
- Schoenspoor, Sure-Track-sportschoen maat 47
- Geen vingerafdrukken
‘Onze jongen heeft het alarmnummer toch gebeld?’ vroeg Rhyme. ‘Om die Dodge te melden?’
‘Ja,’ bevestigde Sellitto.
‘Trek dat gesprek na. Wat hij zei, hoe hij klonk.’
Sellitto voegde eraan toe: ‘Ook de meldingen in de eerdere zaken. Die van je neef, de muntendiefstal en de eerste verkrachting.’
‘O ja, daar had ik niet aan gedacht.’
Sellitto nam contact op met de meldkamer. Telefoontjes naar de alarmcentrale worden opgenomen en soms voor langere tijd bewaard. Hij verzocht om de informatie. Tien minuten later werd hij terugge-beld. De meldingen over Rhymes neef en de moord van die dag zaten nog in het systeem, zei het hoofd van de meldkamer, en waren als .wav-bestanden naar Cooper gemaild. De eerdere zaken waren op cd in het archief opgeslagen. Het kon dagen kosten om ze te vinden, maar een as-sistent had een schriftelijk verzoek ingediend.
Toen de audiobestanden aankwamen, speelde Cooper ze af. Ze hoor-den een mannenstem die de politie aanspoorde snel naar een adres te komen waar hij geschreeuw had gehoord. Hij beschreef de vluchtauto's. De stemmen klonken identiek.
‘Een stemafdruk?’ vroeg Cooper. ‘Als we een verdachte pakken, hebben we vergelijkingsmateriaal.’
Stemafdrukken worden in de forensische wereld hoger aangeslagen dan leugendetectors, en soms zijn ze toelaatbaar bewijs, afhankelijk van de rechter, maar Rhyme schudde zijn hoofd. ‘Luister maar. Hij praat door een box, hoor je dat niet?’
Een ‘box’ is een apparaatje dat de stem van de beller vervormt. Het wordt geen vreemd, Darth Vader-achtig geluid; het timbre is normaal, hooguit een tikje hoi. Veel callcenters en telefonische inlichtingendien-sten gebruiken ze om de stemmen van de medewerkers hetzelfde te laten klinken.
Op dat moment ging de deur open en liep Amelia Sachs met grote passen het lab in. Ze had iets groots onder haar arm, maar Rhyme kon niet zien wat het was. Ze knikte, keek naar het schema en zei tegen Pu-laski: ‘Zo te zien heb je het goed gedaan.’
‘Dank je.’
Nu zag Rhyme dat ze een boek vasthield. Het zag er half uit elkaar gehaald uit. ‘Wat is dat in godsnaam?’
‘Een cadeautje van onze medische vriend, Robert Jorgensen.’
‘Wat is het? Bewijsmateriaal?’
‘Moeilijk te zeggen. Het was echt een heel vreemde ervaring om met hem te praten.’
‘Wat bedoel je daarmee, Amelia?’ vroeg Sellitto.
‘Denk aan Batboy, Elvis en de ruimtemannetjes die achter de aanslag op Kennedy zitten. Zo'n soort vreemd.’
Pulaski proestte, wat hem op een vernietigende blik van Lincoln Rhyme kwam te staan.